Dag 8 (do)

• NT2
• ISK

Ruzie

de tas

• kun je dingen in doen
• een tas dragen
• de tas - de tassen 
• veel soorten tassen
• zin: Zij doet de boodschappen in de tas.

39

terugslaan

• terug = naar de plaats waar iets/iemand vandaan komt 
• slaan = iemand/iets met je hand hard raken
• werkwoord
• ik sla terug - wij slaan terug
• zin: De tegenstander slaat hard terug, want hij wil winnen.

40

tijdens

• in die tijd
• voor - tijdens - na
• zin: Tijdens de pauze ga ik naar de wc. Voor de pauze en na de pauze ben ik in de klas.

41

trappen

•  schoppen
• werkwoord: ik trap/ jij trapt / hij trapt / wij trappen
• 1) trappen op = op iets gaan staan
• zin: Kijk uit, je trapt in de poep! 
• 2) trappen tegen = je voet hard tegen iets aan laten komen 
• zin: De kinderen trappen tegen de bal.

42

uitlachen

• lachen om iemand
• negatief, vervelend
• werkwoord
• ik lach uit - wij lachen uit
• zin: De jongens lachen het meisje uit omdat ze een shirt van Ajax aan heeft. 

43

39

doktertas

heuptas

handtas

koffer

plastic tas

laptoptas

avond tasje

rugzak

Maak het rijtje af voor het werkwoord: terugslaan
ik sla terug
jij ...............
hij ..............
wij / jullie / zij ...............

40

Tijdens de les .............

41

denk ik aan mijn familie

denk ik aan mijn vriend / vriendin

denk ik aan eten

denk ik aan mijn problemen

denk ik in mijn eigen taal

denk ik aan mijn bed

denk ik goed mee

denk ik dat ik moet plassen

denk ik aan geld

denk ik aan de toekomst

De jongen is boos.
Hij trapt ............ de stoel.

42

1. onder
2. achter
3. in
4. tegen

43

Uitlachen is niet leuk.
Wanneer ben jij een keer uitgelachen?