Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Oefentoets H4
Slide 1 - Diapositive
De schakels waaruit het productieproces van goederen bestaat heeft productieketen?
A
goed
B
fout
Slide 2 - Quiz
Wat is genetische modificatie?
Slide 3 - Question ouverte
Genetische modificatie
Door de mens veranderen van bepaalde delen van een plant of dier.
Bijvoorbeeld om ze beter bestand te maken tegen ziekte of droogte.
Slide 4 - Diapositive
Welk begrip ? Het vermogen van de aarde om alle mensen te kunnen laten leven.
A
duurzame ontwikkeling
B
voetafdruk
C
draagkracht
D
cradle-to-cradle
Slide 5 - Quiz
Welk begrip hoort bij de omschrijving? Manier van landbouw waarbij geen kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen worden gebruikt.
Slide 6 - Question ouverte
Wat is een voorbeeld van duurzame energie? Energie opgewekt met …
A
zonnepanelen
B
aardgas
C
aardolie
D
windmolens
Slide 7 - Quiz
Je woont duurzaam met groene stroom, zonnepanelen, goede isolatie en je scheidt je afval. Je verbruikt net zoveel energie als dat er wordt opgewekt. Welk begrip past hier het beste bij?
A
energieneutraal
B
cradle-to-cradle
C
groene stroom
D
Duurzame energie
Slide 8 - Quiz
Hoe kun je het beste je ecologische voetafdruk verkleinen?
A
In plaats van chocoladepasta op je brood er aardbeien uit Marokko op doen.
B
Je woning verwarmen door fossiele brandstoffen te gebruiken.
C
Door producten te kopen die als cradle-to-cradle zijn ontworpen.
D
Door kleding uit arme landen als Bangladesh te kopen.
Slide 9 - Quiz
Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving? Het verbouwen van één gewas op grote stukken grond.
Slide 10 - Question ouverte
Welk woord hoort op de plaats van de letter X te staan? Een gemiddelde Nederlander heeft een ecologische voetafdruk van 6,2 hectare per jaar. De helft hiervan bestaat uit (X). Dit gas komt vrij als je fossiele brandstoffen gebruikt.
Slide 11 - Question ouverte
Wat is energietransitie?
A
Voorzien in eigen behoeften zonder dat het milieu belast wordt en zonder dat grondstoffen uitgeput raken.
B
Er wordt in een huis net zoveel energie verbruikt als dat er wordt opgewekt in dat huis.
C
De hoeveelheid afval per kilo die een persoon produceert per jaar in Nederland.
D
Het overschakelen van het gebruik van fossiele energie naar duurzame energie, bijvoorbeeld zonne-energie.
Slide 12 - Quiz
Wat zijn voorbeelden van niet-hernieuwbare grondstoffen?
A
aardgas, steenkool en aardolie
B
zonnepanelen en windmolens
C
aardolie, aardgas en ijzer
D
groene stroom, aardwarmte en zonnepanelen
Slide 13 - Quiz
Hoe kan jij ervoor zorgen dat je beter met het milieu omgaat?