thema 1 verbranding en ademhaling havo 3

thema 1 verbranding en ademhaling havo 3
Herhaal les
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

thema 1 verbranding en ademhaling havo 3
Herhaal les

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen
- Vragen beantwoorden (blauwe achtergrond)
- Korte uitleg (groene achtergrond)

Slide 2 - Diapositive

Fotosynthese is..
A
Water + koolstofdioxide + licht = glucose + zuurstof
B
H20 + CO2 + licht = C6H1206 + 6 O2
C
Glucose + zuurstof = koolstofdioxide + water + warmte
D
Water + glucose + licht = fotosynthese

Slide 3 - Quiz

De cel in afbeelding 1 bevindt
zich in een deel van de plant dat boven de
grond uitsteekt. Waaraan kun je dit zien?

Slide 4 - Question ouverte

In welk deel van de plantencel vindt verbranding plaats?

Slide 5 - Question ouverte

Fotosynthese
Bladgroenkorrels --> fotosynthese

Nodig voor fotosynthese:
  1. Koolstofdioxide
  2. Water
  3. Zonlicht
Producten van fotosynthese:
  1. Glucose
  2. Zuurstof

Slide 6 - Diapositive

Feitjes over verbranding en fotosynthese:
  • Alle levende organismen doen altijd aan verbranding.
  • Alleen planten doen aan fotosynthese.
  • Alleen overdag doet een plant aan fotosynthese.
  • Fotosynthese vindt alleen plaats in de bladgroenkorrels.
  • Fotosynthese vindt alleen plaats in delen van de plant die contact hebben met zonlicht. 

Slide 7 - Diapositive

mitochondriën
cellen die veel energie nodig hebben, hebben meer mitochondriën.
De afbraak van glucose gebeurt in de mitochondriën = verbranding 

Slide 8 - Diapositive

Wat heb je nodig voor de verbranding en wat komt vrij bij verbranding?
A
Nodig: Water Komt vrij: energie
B
Nodig: zuurstof Komt vrij: energie
C
Nodig: Brandstof Komt vrij: Zuurstof
D
Nodig: koolstofdioxide Komt vrij: energie

Slide 9 - Quiz

De formule van verbranding. Wat moet er bij de cijfers staan?
(1) + zuurstof → water + (2) + energie

Slide 10 - Question ouverte

Schimmels groeien minder snel op voedingsmiddelen die vacuüm verpakt worden. Verklaar dit

Slide 11 - Question ouverte

Tanya gaat elke dag 's ochtends voor het ontbijt hardlopen. Ze eet voor vertrek een banaan, omdat ze anders snel vermoeid raakt. Haar spieren hebben namelijk brandstof nodig om genoeg energie te leveren.
Welke brandstof gebruiken cellen om energie te leveren?

Slide 12 - Question ouverte

Tanya gaat elke dag 's ochtends voor het ontbijt hardlopen. Ze eet voor vertrek een banaan, omdat ze anders snel vermoeid raakt. Haar spieren hebben namelijk brandstof nodig om genoeg energie te leveren.
Tanya grapt wel eens dat ze eigenlijk op 'zonne-energie' loopt. Leg uit wat Tanya hiermee bedoelt

Slide 13 - Question ouverte

Sommige mensen hebben een stofwisselingsziekte waardoor de verbranding in hun cellen onvoldoende energie oplevert. Vooral weefsels waarvan de cellen veel mitochondriën bevatten, worden door ophoping van afvalproducten aangetast.
Welk weefsel zal deze ziekte vooral aantasten?
A
Botweefsel
B
Huidweefsel
C
Spierweefsel
D
Zenuwweefsel

Slide 14 - Quiz

Verbranding
  • Voor verbranding is een brandstof en zuurstof nodig.
  • Brandstof > stof die kan verbranden
  • Bij verbranding ontstaat energie (bv. warmte en licht en water en koolstofdioxide. 
brandstof

Slide 15 - Diapositive

wat zijn functies van het ademhalingsstelsel?
A
zuurstof/koolstofdioxide uitwisseling
B
zuurstof/koolstofdioxide uitwisseling en ruiken.
C
zuurstof/koolstofdioxide uitwisseling en spreken.
D
zuurstof opname in het bloed

Slide 16 - Quiz

met welk cijfer wordt een bronchie aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 17 - Quiz

Bij slikken gaat:
A
de huig omlaag en het strottenklepje omhoog
B
de huig omhoog en het strottenklepje omhoog
C
de huig omlaag en het strottenklepje omlaag
D
de huig omhoog en het strottenklepje omlaag

Slide 18 - Quiz

In de longblaasjes wordt ...
A
zuurstof opgenomen en koolstofdioxide afgegeven
B
koolstofdioxide opgenomen en zuurstof afgegeven
C
Glucose opgenomen en koolstofdioxide afgegeven
D
zuurstof opgenomen en glucose afgegeven

Slide 19 - Quiz

Hidde heeft astma. Hij heeft kleine ontstekingen in zijn longen, waardoor ze snel geïrriteerd raken. Hij wordt erg benauwd als hij stof of uitlaatgassen inademt. Hij krijgt dan een astma-aanval. De slijmvliezen in zijn luchtwegen maken dan extra veel slijm aan. Ook trekken de spieren rond zijn luchtwegen samen.

Wat is de functie van het slijm dat de slijmvliezen maken?

Slide 20 - Question ouverte

Waarom moet Hidde veel hoesten tijdens een astma-aanval?

Slide 21 - Question ouverte

Wat is GEEN voordeel van neusademhaling?
A
Lucht wordt verwarmd
B
Lucht wordt vochtig
C
Lucht bevat meer zuurstof
D
Lucht wordt gezuiverd

Slide 22 - Quiz

Het ademhalingsstelsel
anatomie

Slide 23 - Diapositive

Verslikken

Slide 24 - Diapositive

Sonja is op het strand tot vlak boven haar navel in het zand ingegraven.
Welke van de twee soorten ademhaling kan ze niet goed uitvoeren?

Slide 25 - Question ouverte

Welk verband bestaat er bij de mens tussen uitademing en beweging van het middenrif?
A
De lucht stroomt naar buiten; daardoor gaat het middenrif omhoog
B
De lucht stroomt naar buiten; daardoor gaat het middenrif omlaag
C
Het middenrif gaat omhoog; daardoor lucht naar buiten
D
Het middenrif gaat omlaag; daardoor lucht naar buiten

Slide 26 - Quiz

Bij inademing door buikademhaling....
A
Trekken de buitenste tussenribspieren samen
B
Trekken de binnenste tussenribspieren samen
C
Trekt het middenrif samen
D
Trekken de buikspieren samen

Slide 27 - Quiz

Buikademhaling (uitademen)
A
Middenrifspieren spannen en borstkas wordt kleiner
B
Middenrifspieren ontspannen en borstkas wordt kleiner
C
Middenrifspieren spannen en borstkas wordt kleiner
D
Middenrifspieren ontspannen en borstkas wordt groter

Slide 28 - Quiz

In de longblaasjes vindt gaswisseling plaats.
Gaswisseling is....
A
Koolstofdioxide in je bloed en zuurstof eruit
B
De verbranding van zuurstof en het ontstaan van koolstofdioxide
C
Het wisselen van rode en witte bloedcellen
D
Zuurstof in je bloed en koolstofdioxide uit je bloed

Slide 29 - Quiz

Verklaar waarom het percentage koolstofdioxide van lucht in de longblaasjes hoger is dan dat van de buitenlucht.

Slide 30 - Question ouverte

Borstademhaling
Bij borstademhaling bewegen de ribben en het borstbeen.

Slide 31 - Diapositive

Buikademhaling
Bij de buikademhaling bewegen het middenrif en de buikwand.

Slide 32 - Diapositive

Wat doen de longblaasjes:
Zorgen voor de gaswisseling





Wat is gaswisseling?

Slide 33 - Diapositive

Waarom raakt een hardloper sneller buiten adem in vochtige buitenlucht dan in droge buitenlucht?

Slide 34 - Question ouverte

Johan heeft last van hooikoorts. In de zomer kan hij het gras in zijn tuin niet maaien vanwege zijn hooikoortsklachten.
Leg uit dat tijdens het grasmaaien de hooikoortsklachten van Johan verergeren.

Slide 35 - Question ouverte

De buurman van Johan is allergisch voor huisstofmijt. Hij neemt antihistamine, een middel dat allergische reacties onderdrukt.
Kan antihistamine ook helpen tegen de hooikoorts van Johan?

Slide 36 - Question ouverte

Hooikoorts
  • Hooikoorts is een allergie
  • Allergie = overgevoelig voor bepaalde stoffen
  • Bij hooikoorts heb je een allergie voor stuifmeelkorrels

Slide 37 - Diapositive

Wat is wel goed voor je longen?
  • Bewegen 
  • Zingen 
  • Muziek maken 
  • Veel ventilatie!!!

Slide 38 - Diapositive

Bij eencellige organismen vindt ademhaling plaats via
A
Kieuwen
B
Tracheeën
C
Longen
D
Het celmembraan

Slide 39 - Quiz

Hoe heten de gaatjes in een insect waardoor ze ademhalen?
A
Tracheeën
B
Stigma's
C
Plaatjes
D
Deksels

Slide 40 - Quiz

Hoe heten de buisjes waarmee insecten ademhalen?
(Pepijn)
A
Stigma
B
Tracheeën
C
Trofeeën
D
Feeën

Slide 41 - Quiz

Welke tekening geeft op de juiste manier de ademhaling bij vissen weer?
A
Tekening 1
B
Tekening 2
C
Tekening 3

Slide 42 - Quiz

In de afbeelding zie je een schematische tekening van de longen van een vogel na inademing.
Wat is een belangrijk verschil in ademhalen tussen vogels en zoogdieren?
A
Vogels hebben ook gaswisseling in de luchtzakken.
B
Vogels hebben gaswisseling bij zowel een inademing als een uitademing.
C
De longen van vogels zijn relatief groter dan van zoogdieren

Slide 43 - Quiz

In welke fase van de ademhaling stroomt er zuurstofarme lucht
door de longen van vogels?
A
Nooit
B
Inademing
C
Uitademing
D
inademing en uitademing

Slide 44 - Quiz

Ademhaling vissen
Ademhaling insecten

Slide 45 - Diapositive

Ademhaling vogels
Vogels hebben luchtzakken bij hun longen.

De lucht gaat ..
  1. naar de achterste luchtzakken,
  2. dan naar de longen,
  3. naar de voorste luchtzakken,
  4. en weer naar buiten.

Slide 46 - Diapositive

Wat doet nicotine
A
Werkt verslavend
B
Beschadigd de binnenkant van je luchtwegen
C
Zorgt ervoor dat je beter adem krijgt

Slide 47 - Quiz

Wat is passief roken?
A
Zelf roken, je krijgt direct schadelijke stoffen binnen.
B
Meeroken, je ademt rook met schadelijke stoffen in.
C
Roken om stoer te zijn.
D
Roken onder dwang

Slide 48 - Quiz

Longvolume is
A
Vitale capaciteit
B
restvolume
C
vitale capaciteit + restvolume
D
ademvolume

Slide 49 - Quiz

Waarmee meet je de vitale capaciteit?
A
Spirometer
B
Blaastest
C
vitaliciteitmeter
D
FEH meter

Slide 50 - Quiz

Roken
Schadelijke stoffen in sigaretten: 
- Nicotine
- Koolstofmonoxide 
- Teer

Slide 51 - Diapositive

Stoffen in sigaretten
De belangrijkste stoffen in sigaretten zijn:
  • Nicotine; dit is de verslavende stof

  • Teer; blijft als bruinzwarte laag in je luchtwegen plakken.

  • Koolstofmono-oxide; Neemt de plaats in van zuurstof in de rode bloedcellen.

Slide 52 - Diapositive

4.4 Vitale capaciteit
4 de vitale capaciteit, het volume bij een maximale in- en uitademing
5 restvolume, lucht dat na een uitademing nog achterblijft
vitale capaciteit
4
restvolume
1500ml
5

Slide 53 - Diapositive

Voor de toets:
1.1 t/m 1.7 + onderzoeken 2 en 3


Slide 54 - Diapositive