H1 2 hv 2023 dictée F en bezittelijk voornaamwoord oktober 2023

Chapitre 1
Un, deux, splash!
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Chapitre 1
Un, deux, splash!

Slide 1 - Diapositive

Planning d'aujourd'hui
* Dictée F
* Parler français
* Bespreken huiswerk: H 
* Afmaken aantekeningen bezittelijk voornaamwoord.










Slide 2 - Diapositive

Prends ton stylo!
Dictée E

Slide 3 - Diapositive

Doel van de "dictées"
1. Regelmatig leren vergroot kennis van de woordenschat.
2. De kennis komt in het lange termijn geheugen.
3. De schrijfwijze wordt juist geoefend.
4. De uitspraak wordt geoefend.
5. Bewustwording van het verband tussen grammatica en zinsstructuren.
6. Feedback vergroot inzicht door fouten te bekijken.

Slide 4 - Diapositive

Dictée
* 5 Franse zinnen en woordjes: vertaal
* 5 Nederlandse zinnen en woordjes: vertaal


Slide 5 - Diapositive

Dictée chapitre 1: Vocabulaire E
1. Au printemps
2. Faire de la plongée
3. Pourquoi?
4. Non, on a été à l'hôtel.
5. J'ai été à la plage avec mes copains.

Slide 6 - Diapositive

Dictée chapitre 1: Vocabulaire E
6. In de winter
7. Het dorp
8. De week
9. Zwemmen / Ik heb gezwommen
10. Ja, ik heb Frans gesproken.

Slide 7 - Diapositive

Sur la table....
* TES LIVRES: 
Cahier d'activités A
(Livre d'activités voortaan)

* TON CAHIER
* TA TROUSSE
* TON ORDINATEUR

Slide 8 - Diapositive

Sujet
Le sujet de chapitre 1: 
Vertellen over je vakantie (raconter de tes vacances).

Les buts:
De passé composé (bijvoorbeeld: j'ai mangé)
Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 9 - Diapositive

Planning d'aujourd'hui
* Dictée F
* Parler français
* Bespreken huiswerk: H 
* Afmaken aantekeningen bezittelijk voornaamwoord.
* Verder met de opdrachten van H










Slide 10 - Diapositive

Parler français!

Slide 11 - Diapositive

Les vacances:

*Qu'est-ce que tu as fait cet été?

* J'ai fait du vélo

* Vous avez fait du camping?

* Tu as parlé français?



Les vacances:

* J'ai été à la plage avec mes copains.

* D'accord, j'ai visité Bruxelles aussi.

* Non, on a été à l'hôtel.

* Non, j'ai parlé belge.


Slide 12 - Diapositive

Prends ton livre!
Livre d'activités A:



Bespreken / afmaken
page : H grammaire et écrire

Exercices: 30 a b e

 







Slide 13 - Diapositive

Prenez vos ordinateurs!

Cherchez LessonUp!

Slide 14 - Diapositive

Prends ton livre!
Livre d'activités A:



Exercice H:
page 46: H Grammaire et écrire
 







Slide 15 - Diapositive

Les Adjectifs Possessifs

Het bezittelijk voornaamwoord.

Slide 16 - Diapositive

Nomez les adjectifs possessifs en français:

Slide 17 - Carte mentale

Les Adjectifs Possessifs
Je gaat zo meteen aantekeningen maken.

Het is belangrijk dat het goed in je schrift komt te staan.

Maar eerst luister je mee naar de uitleg.

Slide 18 - Diapositive

Prends ton cahier!
Il faut prendre des notes!

Slide 19 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord
Bezittelijke voornaamwoorden geven aan dat er een bepaalde relatie is tussen een persoon en een zelfstandig naamwoord.

Jade heeft haar rugzak.    = Jade    a  son  sac à dos.
Timéo heeft zijn tent.        =  Timéo  a  sa    tente.

Slide 20 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord
In het Frans kijk je naar de bezitting en niet naar de bezitter. Dat is anders dan in het Nederlands. Controleer dus goed of het zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk of meervoud is.

mon  |  ma         mijn rugzak       =  mon sac à dos     want: le sac à dos
---------------        mijn tent            =  ma tente              want: la tente
mes  |  mes        mijn rugzakken =  mes sacs à dos   want: les sacs à dos
    mijn                mijn tenten        =  mes tentes         want: les tentes
    
 

Slide 21 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord
Het kruisjessysteem:      


         |                           |                           |  
---------------            --------------            --------------
         |                           |                           | 

    
 

Slide 22 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord
In het Frans kent het bezittelijk vnw meerdere vormen:      


mon  |  ma            ton |  ta             son |  sa
---------------           -----------           -------------
mes  | mes            tes | tes            ses |  ses
   
     mijn                     jouw               zijn/haar
    
 

Slide 23 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord
In het Frans kent het bvnw meerdere vormen:      


notre  |  notre       votre |  votre      leur  |  leur
---------------            -----------           -------------
  nos  | nos            vos | vos           leurs | leurs
   
   ons/onze              jullie/u                   hun
    
 

Slide 24 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord
Veel Franse grammatica pas in een kruisjessysteem:      


         |                           |                           |  
---------------            --------------            --------------
         |                           |                           | 
Eerst schrijf je de bezittelijke naamwoorden op in een kruisjes systeem.
Daarna leg ik het uit.
    
 

Slide 25 - Diapositive

Prends ton cahier!
Il faut prendre des notes!

Slide 26 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord
Let erop als je zelfstandige naamwoorden 
in het meervoud zet er dat er dan meer mee veranderd.      

Onze rugzak        = notre sac à dos
Onze rugzakken  = nos sacs à dos

Hun tent      = leur tente
Hun tenten  = leurs tentes

    
 

Slide 27 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord
Uitzondering!

Let op de volgende zelfstandige naamwoorden! 
Deze zijn vrouwelijk maar krijgen een toch mon, ton, son. 
Dit komt door de klinkerbotsing (au oei h)

Mon idée, ton opinion, son amie, mon équipe, ton expérience.

Slide 28 - Diapositive

Les Adjectifs Possessifs

Het bezittelijk voornaamwoord.
Oefenen

Slide 29 - Diapositive

Hoe vertaal je:
"mijn kinderen"?
A
mon enfant
B
ma enfant
C
mes enfants
D
tes enfants

Slide 30 - Quiz

Hoe vertaal je:
"jouw familie"?
A
ton famille
B
ta famille
C
tes familles
D
la famille

Slide 31 - Quiz

Hoe vertaal je:
"zijn opa"?
A
son père
B
son grand-père
C
sa grand-père
D
ses grand-père

Slide 32 - Quiz

Hoe vertaal je:
"mijn nichtje"
A
ma cousin
B
mon cousine
C
la cousine
D
ma cousine

Slide 33 - Quiz

Hoe vertaal je:
"zijn oma"?
A
sa grand-mère
B
son grand-mère
C
ta grand-mère
D
la grand-mère

Slide 34 - Quiz

Hoe vertaal je:
"jouw school"?
A
ta école
B
ton école
C
l'école
D
son école

Slide 35 - Quiz

Les devoirs

Leren grammaire H blz. 46
Maken H: 31 a b d
                33 a b                  

Slide 36 - Diapositive

In deze Franse les ben ik meer te weten gekomen over.......

Slide 37 - Carte mentale

La fin du cours. À la prochaine!

Slide 38 - Diapositive

Instruction
Wat     : Maken "H" op blz. 46: opdrachten 30 a b e 31 a en b in je boek
Hoe     : Zorg dat je de vragen goed leest!  
Wie     :  Je werkt ZS in stilte
Tijd     :  15 minuten
Klaar  :  Maken op blz. 49: opdracht 33 b  in je boek

Slide 39 - Diapositive

ZS: zelfstandig werken in stilte
Voordelen:
*Rustige sfeer om in te werken.
*Aanscherpen concentratie
*Betere Focus
*Zelf oplossingsgericht nadenken

Na 10 minuten mag je zeker vragen stellen.

Slide 40 - Diapositive

Prends ton cahier!
Il faut prendre des notes!

Slide 41 - Diapositive