H1 2 hv 2023 F en G bezittelijk voornaamwoord oktober 2023
Chapitre 1
Un, deux, splash!
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Chapitre 1
Un, deux, splash!
Slide 1 - Diapositive
Sur la table....
* TES LIVRES:
Cahier d'activités A
(Livre d'activités voortaan)
* TON CAHIER
* TA TROUSSE
* TON ORDINATEUR
Slide 2 - Diapositive
Planning d'aujourd'hui
* Parler français
* F bespreken
* Bezittelijk voornaamwoord
Slide 3 - Diapositive
Sujet
Le sujet de chapitre 1:
Vertellen over je vakantie (raconter de tes vacances).
Les buts:
De passé composé (bijvoorbeeld: j'ai mangé)
Het bezittelijk voornaamwoord
Slide 4 - Diapositive
Parler français!
Slide 5 - Diapositive
Les vacances:
*Qu'est-ce que tu as fait cet été?
* J'ai fait du vélo
* Vous avez fait du camping?
* Tu as parlé français?
Les vacances:
* J'ai été à la plage avec mes copains.
* D'accord, j'ai visité Bruxelles aussi.
* Non, on a été à l'hôtel.
* Non, j'ai parlé belge.
Slide 6 - Diapositive
Prends ton livre!
Livre d'activités A:
Bespreken / afmaken
page 42: F lire
Slide 7 - Diapositive
Prenez vos ordinateurs!
Cherchez LessonUp!
Slide 8 - Diapositive
Prends ton livre!
Livre d'activités A:
Exercice H:
page 46: H Grammaire et écrire
Slide 9 - Diapositive
Les Adjectifs Possessifs
Het bezittelijk voornaamwoord.
Slide 10 - Diapositive
Nomez les adjectifs possessifs en français:
Slide 11 - Carte mentale
Les Adjectifs Possessifs
Je gaat zo meteen aantekeningen maken.
Het is belangrijk dat het goed in je schrift komt te staan.
Maar eerst luister je mee naar de uitleg.
Slide 12 - Diapositive
Prends ton cahier!
Il faut prendre des notes!
Slide 13 - Diapositive
Het bezittelijk voornaamwoord
Bezittelijke voornaamwoorden geven aan dat er een bepaalde relatie is tussen een persoonen een zelfstandig naamwoord.
Jade heeft haar rugzak. = Jade a sonsac à dos.
Timéo heeft zijn tent. = Timéo a satente.
Slide 14 - Diapositive
Het bezittelijk voornaamwoord
In het Frans kijk je naar de bezitting en niet naar de bezitter. Dat is anders dan in het Nederlands. Controleer dus goed of het zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk of meervoud is.
mon | ma mijn rugzak = mon sac à dos want: le sac à dos
--------------- mijn tent = ma tente want: la tente
mes | mes mijn rugzakken = mes sacs à dos want: les sacs à dos
mijn mijn tenten = mes tentes want: les tentes
Slide 15 - Diapositive
Het bezittelijk voornaamwoord
Het kruisjessysteem:
| | |
--------------- -------------- --------------
| | |
Slide 16 - Diapositive
Het bezittelijk voornaamwoord
In het Frans kent het bezittelijk vnw meerdere vormen:
mon | ma ton | ta son | sa
--------------- ----------- -------------
mes | mes tes | tes ses | ses
mijn jouw zijn/haar
Slide 17 - Diapositive
Het bezittelijk voornaamwoord
In het Frans kent het bvnw meerdere vormen:
notre | notre votre | votre leur | leur
--------------- ----------- -------------
nos | nos vos | vos leurs | leurs
ons/onze jullie/u hun
Slide 18 - Diapositive
Het bezittelijk voornaamwoord
Veel Franse grammatica pas in een kruisjessysteem:
| | |
--------------- -------------- --------------
| | |
Eerst schrijf je de bezittelijke naamwoorden op in een kruisjes systeem.
Daarna leg ik het uit.
Slide 19 - Diapositive
Prends ton cahier!
Il faut prendre des notes!
Slide 20 - Diapositive
Het bezittelijk voornaamwoord
Let erop als je zelfstandige naamwoorden
in het meervoud zet er dat er dan meer mee veranderd.
Onze rugzak = notre sac à dos
Onze rugzakken = nos sacs à dos
Hun tent = leur tente
Hun tenten = leurs tentes
Slide 21 - Diapositive
Het bezittelijk voornaamwoord
Uitzondering!
Let op de volgende zelfstandige naamwoorden!
Deze zijn vrouwelijk maar krijgen een toch mon, ton, son.
Dit komt door de klinkerbotsing (au oei h)
Mon idée, ton opinion, son amie, mon équipe, ton expérience.
Slide 22 - Diapositive
Les Adjectifs Possessifs
Het bezittelijk voornaamwoord.
Oefenen
Slide 23 - Diapositive
Hoe vertaal je: "mijn kinderen"?
A
mon enfant
B
ma enfant
C
mes enfants
D
tes enfants
Slide 24 - Quiz
Hoe vertaal je: "jouw familie"?
A
ton famille
B
ta famille
C
tes familles
D
la famille
Slide 25 - Quiz
Hoe vertaal je: "zijn opa"?
A
son père
B
son grand-père
C
sa grand-père
D
ses grand-père
Slide 26 - Quiz
Hoe vertaal je: "mijn nichtje"
A
ma cousin
B
mon cousine
C
la cousine
D
ma cousine
Slide 27 - Quiz
Hoe vertaal je: "zijn oma"?
A
sa grand-mère
B
son grand-mère
C
ta grand-mère
D
la grand-mère
Slide 28 - Quiz
Hoe vertaal je: "jouw school"?
A
ta école
B
ton école
C
l'école
D
son école
Slide 29 - Quiz
Les devoirs
Leren vocabulaire E
Maken F: 24 a b c d en 25 a en b
Slide 30 - Diapositive
In deze Franse les ben ik meer te weten gekomen over.......
Slide 31 - Carte mentale
La fin du cours. À la prochaine!
Slide 32 - Diapositive
Instruction
Wat : Maken "H" op blz. 46: opdrachten 30 a b e 31 a en b in je boek
Hoe : Zorg dat je de vragen goed leest!
Wie : Je werkt ZS in stilte
Tijd : 15 minuten
Klaar : Maken op blz. 49: opdracht 33 b in je boek