Taal blok 5 week 1 en week 2
1 / 14
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Maak de zin korter.
De dikke aap eet een banaan.
De dikke aap eet een banaan.
A
De dikke aap eet.
B
De aap eet.
C
De aap eet een banaan.
D
De aap banaan.
Slide 5 - Quiz
Maak de zin korter.
De lieve kinderen maken de quiz goed.
De lieve kinderen maken de quiz goed.
A
De kinderen maken de quiz.
B
De lieve kinderen maken.
C
De lieve kinderen maken de quiz.
D
De kinderen maken.
Slide 6 - Quiz
Waar is de zin langer gemaakt met een waardeel?
De vogel zit.
De vogel zit.
A
De vogel zit buiten.
B
De vogel zit lekker.
Slide 7 - Quiz
Waar is de zin langer gemaakt met een waar deel?
De kinderen spelen met de poppen.
De kinderen spelen met de poppen.
A
De kinderen spelen vanmiddag met de poppen.
B
De kinderen spelen met de poppen op de grond.
C
De kinderen spelen samen met de poppen.
D
De lieve kinderen spelen met de poppen.
Slide 8 - Quiz
Maak er een vraagzin van.
De auto rijdt op de weg.
De auto rijdt op de weg.
Slide 9 - Question ouverte
Maak er een vraagzin van.
Het hondje speelt in de tuin.
Het hondje speelt in de tuin.
Slide 10 - Question ouverte
Wat is de beleefde vorm van:
Stop daar mee!
Stop daar mee!
A
Stoppen!
B
Wil je daar alsjeblieft mee stoppen?
Slide 11 - Quiz
Wat is een beleefd antwoord op de vraag:
Mag ik bij jou spelen?
Mag ik bij jou spelen?
A
Nee
B
Nee, geen zin in.
C
Ik heb daar niet zo'n zin in vandaag.
D
Waarom?
Slide 12 - Quiz
Wat komt er aan het eind van de zin?
Eet het meisje een appel
Eet het meisje een appel
A
.
B
?
C
!
D
,
Slide 13 - Quiz
Wat komt er aan het eind van de zin?
Wij spelen allemaal buiten
Wij spelen allemaal buiten
A
?
B
.
C
!
D
,
