19 november 2020

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

2H2

Les devoirs

Huiswerk voor vandaag:	Maken: ex. 1a, 2, 3, 4a, 6 Leren: vocabulaire A
Maken/doen voor de volgende les:	In werkboek: 7, 8, 10, 11 Tekstboek : Bestuderen grammaire C
Leren voor de volgende les:	Chapitre 2: vocabulaire A (voor MO) + B
Programme d'aujourd'hui: (Programma van vandaag)	Corriger tijdens MO's (zelfstandig) ex. 1, 2, 3, 6 Faire luisteropdracht ex. 4abcde + corriger Faire ex. 8, (9*), 10

Corriger ex. 1, 2, 3, 6

2a

le rugby --> un ballon ovale

le cyclisme --> un vélo

la natation --> la piscine

le ski --> la montagne

le hockey --> la glace ou le gazon

le tennis  --> une raquette

2b

Bon pour la santé: les fruits, les tomates, les courgettes, le lait

Mauvais pour la santé: les frites, la glace, le hamburger, la pizza

Ex. 1

1 B 2 A & E 3 C

Ex. 3 Bijvoorbeeld:

- J'ai oublié mon cahier/mon livre.

- Je dois aller aux toilettes.

Ex. 6a

1. forme   

2. la santé    

3. manges  

4. fruits

5. légumes    

6. important

   Ex. 4a gaan we zo samen nakijken.

   Daarna doen we samen 4bcde

Ex. 6b

1. sinds wanneer

2. omdat

3. ik heb honger

4. alleen

5. als

6. volgens mij

Corriger & faire ex. 4

4a

1 Zit je lekker in je vel?

2 Tijdens de biologieles.

3 Over hun gezondheid.

4 Ze gaan naar de kantine.

5 Gezond eten helpt om lekker in je vel te zitten

4bcde = luisteropdracht

Luisteropdracht 4bcde

Lees de opdrachten eerst door in je werkboek

• Vraag: Wat is handig om te doen als de opdracht in het Nederlands is, maar de luisteropdracht in het Frans?
  

r

rr

• Ex. 8 samen maken

• Begin zelf aan ex. 8, (9*), 10, 11
• Dit is ook huiswerk

Klaar? 

Leren: Vocabulaire AB

Je mag ook doorwerken in je werkboek

Bekijk alvast grammaire C + ex. 13 & 14 (voor de volgende les)

La France a ...

1. 20 millions d'habitants
2. 60 millions d'habitants
3. 100 millions d'habitants

La capitale de la France est...

1. Marseille
2. Lyon
3. Paris

La France a ...

1. un président
2. un roi (een koning)
3. un prince

La Tour Eiffel mesure ...

1. 317 mètres
2. 439 mètres
3. 582 mètres

On parle français ...

1. en Belgique
2. en Italie
3. au Portugal

Un fromage français est ...

1. le brie
2. la mozzarella
3. le gouda

La distance Amsterdam - Camargue est de ...

1. 700 kilomètres
2. 1200 kilomètres
3. 1800 kilomètres

Filmpje "C'est quoi, le tunnel sous la Manche?"

Pak een schrift

1e keer kijken (zonder geluid): schrijf op waar het filmpje over gaat

2e keer kijken (met geluid): vragen beantwoorden

0

00:23

François Mitterand was in 1986 de .... van Frankrijk

1. koning
2. prins
3. president
4. hertog

00:34

In hoeveel tijd kun je door de tunnel nu van Frankrijk naar Engeland?

1. 15 minutes
2. 25 minutes
3. 35 minutes
4. 45 minutes

00:51

Hoeveel meter ligt de tunnel onder het water?

1. 10 meter
2. 20 meter
3. 30 meter
4. 40 meter

01:24

De Eurostar vervoert goederen

1. waar
2. niet waar

01:29

Wat werd er gezegd?
L'Angleterre n'est plus ... ...

Les devoirs

Huiswerk voor vandaag:	Maken: ex. 1a, 2, 3, 4a, 6 Leren: vocabulaire A
Maken/doen voor de volgende les:	In werkboek: 7, 8, 10, 11 Tekstboek : Bestuderen grammaire C
Leren voor de volgende les:	Chapitre 2: vocabulaire A (voor MO) + B
Programme d'aujourd'hui: (Programma van vandaag)	Corriger tijdens MO's (zelfstandig) ex. 1, 2, 3, 6 Faire luisteropdracht ex. 4abcde + corriger Faire ex. 8, (9*), 10