Strux: Engels: hoofdstuk 1 en 2: proeftoets

Hoofdstuk 2
Datum, tijd en getallen

Proeftoets
- makkelijk niveau: Engels naar Nederlands
- moeilijker niveau: Nederlands naar Engels
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 2
Datum, tijd en getallen

Proeftoets
- makkelijk niveau: Engels naar Nederlands
- moeilijker niveau: Nederlands naar Engels

Slide 1 - Diapositive

AM en PM

Slide 2 - Diapositive

Welk deel van de dag is het?
08:00 AM
A
's ochtends
B
's middags
C
's avonds
D
's nachts

Slide 3 - Quiz

Welk deel van de dag is het?
01:00 PM
A
's ochtends
B
's middags
C
's avonds
D
's nachts

Slide 4 - Quiz

Welk deel van de dag is het?
02:00 AM
A
's ochtends
B
's middags
C
's avonds
D
's nachts

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Hoe zat het ook alweer?
- Let op het streepje vanaf 21
Deze zijn bijzonder:
- fifteen (15)
-fifty (50)
-eighteen (18)
-eighty (80)
- forty (40)

Slide 7 - Diapositive

15
A
fifty
B
fifteen
C
fourty
D
fourteen

Slide 8 - Quiz

100
A
honderd
B
a/one hunderd
C
hondred
D
a/one hundred

Slide 9 - Quiz

31
A
one and thirty
B
thirty-one
C
one-thirty
D
thirtyone

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Hoe schrijf je januari in het Engels?

Slide 12 - Question ouverte

Hoe schrijf je maart in het Engels?

Slide 13 - Question ouverte

Hoe schrijf je mei in het Engels?

Slide 14 - Question ouverte

Hoe schrijf je augustus in het Engels?

Slide 15 - Question ouverte

Hoe schrijf je oktober in het Engels?

Slide 16 - Question ouverte

Dagen van de week
maandag - Monday
dinsdag - Tuesday
woensdag - Wednesday
donderdag - Thursday
vrijdag - Friday
zaterdag- Saturday
zondag - Sunday

Slide 17 - Diapositive

Hoe schrijf je maandag in het Engels?

Slide 18 - Question ouverte

Hoe schrijf je woensdag in het Engels?

Slide 19 - Question ouverte

Hoe schrijf je zondag in het Engels?

Slide 20 - Question ouverte

Sunday, Monday, Tuesday, Wednesday, Thursday, Friday, Saturday
Welke dag komt na dinsdag?

Slide 21 - Question ouverte

Wat betekent Thursday in het Nederlands?
A
maandag
B
dinsdag
C
woensdag
D
donderdag

Slide 22 - Quiz

timer
1:00
maandag
Dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
Zondag
Monday
Tuesday
Wednesday
Thursday
Friday
Saturday
Sunday

Slide 23 - Question de remorquage

Opdracht
Schrijf de volgende getallen in het Engels op een blaadje
1, 2, 5, 10, 12, 17, 20, 24, 30, 46
Schrijf de maanden van het jaar in het Engels
Schrijf de dagen van de week in het Engels
lever het briefje in met je naam

Slide 24 - Diapositive