BSR 25/2 2aha Spelling 6

  • Lees de theorie op blz. 258.
  • Log alvast in op LessonUp.
  • Maak de startopdracht.
  • Klaar? Begin aan paragraaf 6.
§6: Aan elkaar
of los?

Startopdracht:
2(A)HA
SPELLING
havo
Bespreek in tweetallen.

* Wat is het verschil in betekenis tussen:
- veelgelezen boeken en veel gelezen boeken;
- een lange baanwedstrijd en een langebaanwedstrijd;
- zestien jarigen en zestienjarigen.
timer
5:00
vwo
Bespreek in tweetallen.

* Wat is het verschil in betekenis tussen:
- twee dames fietsen en twee damesfietsen;
- vakantie boeken en vakantieboeken;
- rode wijnglazen en rodewijnglazen.
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

  • Lees de theorie op blz. 258.
  • Log alvast in op LessonUp.
  • Maak de startopdracht.
  • Klaar? Begin aan paragraaf 6.
§6: Aan elkaar
of los?

Startopdracht:
2(A)HA
SPELLING
havo
Bespreek in tweetallen.

* Wat is het verschil in betekenis tussen:
- veelgelezen boeken en veel gelezen boeken;
- een lange baanwedstrijd en een langebaanwedstrijd;
- zestien jarigen en zestienjarigen.
timer
5:00
vwo
Bespreek in tweetallen.

* Wat is het verschil in betekenis tussen:
- twee dames fietsen en twee damesfietsen;
- vakantie boeken en vakantieboeken;
- rode wijnglazen en rodewijnglazen.

Slide 1 - Diapositive

  • Hoofddoel: Je kunt bepalen of je woorden los of aan elkaar moet schrijven.
  • Plusdoel: Je kunt uitleggen waarom je een woord wel of niet aan elkaar schrijft.
Lesdoelen

Slide 2 - Diapositive

In deze les gaan we:
  • De startopdracht bespreken;
  • paragraaf 7.5 kort herhalen;
  • uitleg 7.6 aan elkaar of los;
  • checkmoment;
  • keuze: verlengde uitleg of oefenen;
  • leerdoelen checken en afronden.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Havo:
* Wat is het verschil in betekenis tussen:

- veelgelezen boeken en veel gelezen boeken;

- een lange baanwedstrijd en een langebaanwedstrijd;

- zestien jarigen en zestienjarigen.

Vwo:.
* Wat is het verschil in betekenis tussen:

- twee dames fietsen en twee damesfietsen;

- vakantie boeken en vakantieboeken;

- rode wijnglazen en rodewijnglazen.

Slide 5 - Diapositive

Hoe ging de startopdracht?
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Sondage

§5 Tussenletters in samenstellingen
blz. 256-257.

Slide 7 - Diapositive

Zo bepaal je of je een -s- moet tussenvoegen.
  • Als je in een samenstellingen een
    -s- hoort, dan schrijf je die ook (meningsverschil).
  • Soms begint het tweede deel van een samenstelling met een
    -s- (lievelingsschrijver). Schrijf in zo'n geval alleen de tussenletter als je 'm bij vervanging hoort.
Samenstellingen

Slide 8 - Diapositive

Zo bepaal je of je een -e of -en- moet tussenvoegen.

  • Als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord (mens, dier of ding) is dat alleen een meervoud op -en heeft, schrijf je die ook.
    paardenbloem, berenvel.
Samenstellingen

Slide 9 - Diapositive

Welk woord is juist gespeld?
A
machtspelletje
B
machtsspelletje
C
macht spelletje
D
machts spelletje

Slide 10 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
fabriek chef
B
fabriekchef
C
fabriekschef
D
fabrieks chef

Slide 11 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
platteland
B
plattenland
C
platte land
D
platten land

Slide 12 - Quiz

Wanneer schrijf je in een samenstelling een tussen -en? Gebruik een voorbeeld in je antwoord.

Slide 13 - Question ouverte

Wanneer schrijf je in een samenstelling een tussen -s? Gebruik een voorbeeld in je antwoord.

Slide 14 - Question ouverte

Aan elkaar of los?
blz. 258-259.

Slide 15 - Diapositive

Aan elkaar of los?
Samenstellingen worden in het Nederlands aan elkaar geschreven. Ze hebben één klemtoon:
  • Vakantiehuisje
  • Terreinwagen.
Als je twee klemtonen hoort, schrijf je de woorden niet aan elkaar.
  • Sfeervol huisje
  • Supermooie wagen.


Slide 16 - Diapositive

Waar zit de beklemtoonde lettergreep in 'onlineverbinding'?
A
on
B
line
C
ver
D
binding

Slide 17 - Quiz

Waar zit de beklemtoonde lettergreep in 'gebruiksaanwijzing'?
A
ge
B
bruiks
C
aan
D
wijzing

Slide 18 - Quiz

Waar zit de beklemtoonde lettergreep in 'miljardenfraude'?
A
mil
B
jar
C
den
D
fraude

Slide 19 - Quiz

Samenstellingen worden in het Nederlands aan elkaar geschreven: deurbel, broodmes. 
Ze hebben één klemtoon:
tennisracket, trainingsbroek.

Maar let op bij twee klemtonen: professioneel racket, goedkope broek.
Aan elkaar of los?

Slide 20 - Diapositive

  • Samenstellingen van drie woorden of minder (banketstaaf, bruinebonensoep).

  • Veel samengestelde werkwoorden: autorijden, koffiedrinken, losmaken.

  • 'Er, hier, daar, waar' + voorzetsel: hierom, erachter, daarheen.
De volgende woorden
schrijf je aan elkaar:

Slide 21 - Diapositive

  • Getallen met honderd en duizend (honderdtachtig, negentienduizend).

  • Veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord als twee deel (veeleisend, stomverbaasd, dolblij).
De volgende woorden
schrijf je aan elkaar

Slide 22 - Diapositive

Aan elkaar
Los
polstok+hoog+springen
vier+sterren+hotel
korte+baan+schaatser
dieren+ambulance
er+achter+langs
waar+zeggen en kaart+leggen

Slide 23 - Question de remorquage

Aan elkaar
Los
post+pakket+bezorger
veel+eisende+leraar
zes+en+twintig
uit+stel+gedrag
hier+boven+op+zetten
voor+uit+komen

Slide 24 - Question de remorquage

Schrijf de woorden in onderstaande zin waar nodig aan elkaar.

'Mijn vader wil graag kennis maken met de vriendin met wie ik op zomer vakantie ga in een rode camper bus.'

Slide 25 - Question ouverte

'Ik kan bepalen of ik woorden los of aan elkaar moet schrijven.'

1 = (nog) niet 10 = dat komt wel goed
110

Slide 26 - Sondage

Slide 27 - Diapositive

Schrijf de woorden in onderstaande zin waar nodig aan elkaar.

'Het te kort op de rekening van meneer De Bree was
op gelopen tot dertien honderd euro.'

Slide 28 - Question ouverte

Geef een voorbeeld van een samenstelling van drie woorden die je aan elkaar schrijft (een andere dan uit het boek natuurlijk).

Slide 29 - Question ouverte

Aan het werk
Wat?
Cursus 7.6 (Aan elkaar of los).
Havo: Opdracht 1 t/m 5.
Vwo: Opdracht 1 t/m 6.
In je online boek (Magister -> leermiddelen).
Hoe?
Keuze: zelfstandig of in tweetallen.

Hulp
De 4 B's en het oogje.
Tijd
Timer.
Klaar?
Keuze 1: Verder oefenen in de online trainer.
Keuze 2: Verder oefenen in het online boek.
Keuze 3: Verder werken aan je fictieopdracht.
timer
15:00

Slide 30 - Diapositive

  • Hoofddoel: Je kunt bepalen of je woorden los of aan elkaar moet schrijven.
  • Plusdoel: Je kunt uitleggen waarom je een woord wel of niet aan elkaar schrijft.
Lesdoelen

Slide 31 - Diapositive

Hoe ging het oefenen met
deze spellingregel je af?


😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Sondage

In welke gevallen schrijf je woorden aan elkaar?
Noem één van de vijf gevallen en geef hierbij een voorbeeld.

Slide 33 - Question ouverte

Aan elkaar of los?
A
zevenhonderddertien
B
zeven honderd dertien
C
zevenhonderd dertien
D
zeven honderddertien

Slide 34 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
adembenemende voorstelling
B
adembenemendevoorsteling
C
adem benemende voorstelling
D
adem benemendevoorstelling

Slide 35 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
Vijf sterren hotel
B
Vijfsterren hotel
C
Vijf sterrenhotel
D
Vijfsterrenhotel

Slide 36 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
bruine bonen soep
B
bruine bonensoep
C
bruinebonensoep

Slide 37 - Quiz

aan elkaar of los?
A
daar om heen
B
daaromheen
C
daarom heen
D
daar omheen

Slide 38 - Quiz