3.1 hoofdletters

3.1 Hoofdletters
Lesdoel
Aan het eind van deze les weet je wanneer je hoofdletters moet gebruiken en kun je deze toepassen.
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

3.1 Hoofdletters
Lesdoel
Aan het eind van deze les weet je wanneer je hoofdletters moet gebruiken en kun je deze toepassen.

Slide 1 - Diapositive

Regel 1: begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 2 - Diapositive

Waar zijn de hoofdletters goed geplaatst?
A
's morgens eet ik altijd brood.
B
's Morgens eet ik altijd brood.
C
'S morgens eet ik altijd brood.

Slide 3 - Quiz

Regel 2:  bij namen van mensen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 4 - Diapositive

Waar zijn de hoofdletters goed geschreven?
A
Ik help meneer Jansen uit bed.
B
Ik help meneer Meneer Jansen uit bed.
C
Ik help Meneer Jansen uit bed.

Slide 5 - Quiz

Regel 2: namen van organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 6 - Diapositive

Wat is goed geschreven?
A
PowerPoint
B
Powerpoint
C
powerpoint

Slide 7 - Quiz

Regel 3: aardrijkskundige namen, volken en talen
Bij aardrijkskundige namen en afleidingen van landen, steden, rivieren gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerikaanse president
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 8 - Diapositive

Wat is goed geschreven?
A
Zuid- Amerika
B
Zuid amerika
C
ZuidAmerika

Slide 9 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Italiaanse pizza
B
italiaanse pizza

Slide 10 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
amstellaan
B
Amstellaan

Slide 11 - Quiz

Je schrijft geen hoofdletter bij:
  • dagen, maanden en seizoenen; maandag, april, lente
  • schoolsoorten; mbo
  • samenstellingen bij feestdagen; paasdagen, kerstdiner
  • bij windstreken: een noordelijke wind
  • periodes: de oertijd, de middeleeuwen

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive


A
Dit jaar valt 5 mei op een Maandag.
B
Dit jaar valt 5 Mei op een Maandag.
C
Dit jaar valt 5 mei op een maandag.

Slide 14 - Quiz