3k-3-3.4

3.4 stambomen

Op tafel:
Boek A blz. 185




1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

3.4 stambomen

Op tafel:
Boek A blz. 185




Slide 1 - Diapositive

Planning
  • Nakijken
  • Uitleg
  • Zelfstandig werken
  • Volgende keer

Slide 2 - Diapositive

Nakijken
Nakijken opdrachten op blz. 185: 1, 2, 4, 5

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen
- Je kunt uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen de ouders en/of nakomelingen hebben, welk allel dominant is en welk allel recessief. 

Slide 4 - Diapositive

Een stamboom

Slide 5 - Diapositive

Stamboom
In een stamboom kan je zien van wie iemand afstamt.

In een stamboom kun je zien hoe een eigenschap in een familie is doorgegeven.

Een rondje is altijd een vrouw en een vierkantje is altijd een man.

Slide 6 - Diapositive

Wat zijn de genotypen?
Met behulp van de stamboom gaan we achterhalen welk genotype de leden van het gezin hebben voor de eigenschap haarkleur.

Hiervoor volgen we een stappenplan.

Slide 7 - Diapositive

Stappenplan
stap 1: stel vast welk fenotype elk gezinslid heeft, lees de legenda goed.(fenotype is je uiterlijk, dus genotype + milieu) 

  • ouders: beide bruin haar
  • kinderen: 2 kinderen hebben bruin haar, 1 dochter heeft blond haar

Slide 8 - Diapositive

Stappenplan
stap 2: stel het genotype vast van het kind met het een ander fenotype dan vader en moeder.
  1. Beide ouders hebben hetzelfde fenotype (bruin haar).
  2. Eén kind heeft een ander fenotype: zij heeft blond haar.
  3. De blonde kleur 'zat verstopt onder' de bruine haarkleur
Daardoor weet je zeker dat dit kind homozygoot recessief is voor dit gen. Het genotype van dit kind is aa.

Slide 9 - Diapositive

Stappenplan
stap 3: schrijf bij de stamboom wat je nu weet over het genotype van de andere gezinsleden.

  • De gezinsleden met een dominant fenotype hebben in elk geval één dominant gen in het genotype. Bij deze personen geef je het dominante gen aan met A en laat je het andere gen open.

Slide 10 - Diapositive

Beide ouders hebben bruin haar. Zij kunnen alleen een kind krijgen met blond haar als ze allebei heterozygoot zijn.
Beide ouders hebben dus het genotype Aa.

Omdat beide ouders heterozygoot zijn, kan je niet vaststellen wat het tweede gen is bij de kinderen met donker haar. Zij kunnen homozygoot dominant zijn of heterozygoot.


Slide 11 - Diapositive

Mannen zijn een bolletje in een stamboom
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Een homozygoot dominant genotype voor eigenschap G noteer je als
A
gg
B
Gg
C
GG

Slide 13 - Quiz

Sommige mensen hebben een gleuf in hun kin, bij anderen is de kin rond. Deze eigenschap is erfelijk bepaald.
In afbeelding 2 zie je een stamboom van een familie. Van de meeste personen is de vorm van de kin weergegeven.

Is het allel voor een ronde kin dominant of recessief?
A
Dominant
B
Recessief

Slide 14 - Quiz

De erfelijke aanleg bepaalt of een koe roodbont is of zwartbont. Een koe en een stier, beide zwartbont en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. Deze nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is.
Je ziet in de afbeelding drie stambomen.

Welke stamboom kan de genotypen juist weergeven?
A
Stamboom 1
B
Stamboom 2
C
Stamboom 3

Slide 15 - Quiz

Zelfstandig werken
Wat: Maken opdrachten op blz. 189: 2, 4, 5
Hoe: papieren boek, overleggen met buur
Tijd: tot 5 minuten voor het einde van de les
Klaar: Nakijken. Samenvatting maken.

Slide 16 - Diapositive