Schrijven 1g2
1 / 13
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Wat is een tekstdoel?
A
De bedoeling die de lezer heeft bij het lezen.
B
De bedoeling die een schrijver heeft met zijn tekst.
C
De reden dat lezers teksten lezen.
D
Een tekstvorm.
Slide 4 - Quiz
Welke drie tekstdoelen zijn er?
A
Informeren, overhalen, amuseren.
B
Informeren, amuseren, leren.
C
Amuseren, informeren, manipuleren.
Slide 5 - Quiz
Welke drie tekstsoorten zijn er?
A
Informerende tekst, amuserende tekst, aansporende tekst.
B
Informerende tekst, reclametekst, songtekst.
Slide 6 - Quiz
Wat doet een aansporende tekst?
A
Het amuseert je.
B
Het irriteert je.
C
Het verveelt je.
D
Het haalt je over om iets te gaan doen.
Slide 7 - Quiz
Wat is het publiek?
A
De mensen in de zaal bij een voorstelling.
B
De schrijver en de lezer.
C
De lezers die de tekst lezen.
D
De schrijver.
Slide 8 - Quiz
Waarom is het handig om tekstdoelen, tekstsoorten en 'het publiek' te leren?
A
Je begrijpt wat de bedoeling van de schrijver is.
B
Je kunt bepalen of de tekst voor jou interessant is of niet.
C
Je leert kijken naar de toon van teksten en schrijvers.
