chapter 3 foodtalk herhaling proefwerk

1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

English
Meervoud herhalen
woordjes training
some and any
this, that, these and those

Slide 2 - Diapositive

wat zijn de vier regels voor meervouden?

Slide 3 - Question ouverte

regel 1
1. Er komt een -s- achter een woord als dat woord een zelfstandig naamwoord is. Wat is zelfstandig naamwoord is een woord voor mensen, dieren, dingen en planten. 
Voorbeeld: car---carS.

Slide 4 - Diapositive

regel 2
2. Er komt -es- achter woorden die een s aan het eind hebben of klinken als een sssss of eindigen op een -o-.
Voorbeeld: glass—glasses en hero---heroes.

Slide 5 - Diapositive

regel 3
3. Woorden met een y: staat er een medeklinker voor de y: dan wordt de y een ies. 
Voorbeeld: pony wordt ponies

Slide 6 - Diapositive

Regel 4
4. Woorden met een f of fe:  dan wordt de f of fe een ves.
Voorbeeld: leaf wordt leaves

Slide 7 - Diapositive

meervoud van:
table

Slide 8 - Question ouverte

meervoud van:
teacher

Slide 9 - Question ouverte

meervoud van:
lady

Slide 10 - Question ouverte

meervoud van:
baby

Slide 11 - Question ouverte

meervoud van:
watch

Slide 12 - Question ouverte

meervoud van:
laptop

Slide 13 - Question ouverte

Woordjes oefenen
Ken je ze al een beetje?

Slide 14 - Diapositive

Vertalen:
plak/snee

Slide 15 - Question ouverte

vertalen:
knapperig

Slide 16 - Question ouverte

Vertalen:
dorstig

Slide 17 - Question ouverte

Vertalen:
pittig

Slide 18 - Question ouverte

Vertalen:
uien

Slide 19 - Question ouverte

Vertalen:
ontbijt

Slide 20 - Question ouverte

vertalen:
bevroren

Slide 21 - Question ouverte

vertalen:
uitleggen

Slide 22 - Question ouverte

STONES
Zinnen maken 

Slide 23 - Diapositive

maak een goede zin:
some - apples - can - please - have -I ?

Slide 24 - Question ouverte

Maak een zin van:
with - else -anything - I - help - you - can?

Slide 25 - Question ouverte

Maak een zin van:
does - smell - like - it - what ?

Slide 26 - Question ouverte

maak een zin van:
kilo - of - how much - is a - strawberries?

Slide 27 - Question ouverte

maak een zin van:
favourite - food - my - pizza - is

Slide 28 - Question ouverte

wanneer gebruik je some?

Slide 29 - Question ouverte

Wanneer gebruik je any?

Slide 30 - Question ouverte

some
bij bevestigende zinnen
bij aanbieden( vragen waarop het antwoord ja is)

Slide 31 - Diapositive

any
ontkennende zinnen en vragen

Slide 32 - Diapositive

Are there....cookies left?

Slide 33 - Question ouverte

There is.....milk left in the fridge

Slide 34 - Question ouverte

They didn`t have ...pizza.

Slide 35 - Question ouverte

Wat is de regel voor this, that, these and those
This = deze (enkelvoud en dichtbij)
That = die (enkelvoud en veraf)
These = deze (meervoud en dichtbij)
Those = die (meervoud en veraf) 

Slide 36 - Diapositive

.... apple here is juicy
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 37 - Quiz

... apples over there are juicy
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 38 - Quiz

.... buildings over here, are grey.
A
Those
B
These
C
This
D
That

Slide 39 - Quiz

... pen on Peter's desk is broken
A
This
B
Those
C
These
D
That

Slide 40 - Quiz

Quizlet alle woorden
https://quizlet.com/join/JDmFSuN7y

Slide 41 - Diapositive