Extra uitleg bijwoord + voorzetsel

Welkom 1F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. Leg het volgende vast op tafel:
  • boek Kern + schrift
  • etui 
  • leesboek
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom 1F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. Leg het volgende vast op tafel:
  • boek Kern + schrift
  • etui 
  • leesboek

Slide 1 - Diapositive

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 2 - Diapositive

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 1F!

Vandaag...
- Extra uitleg voorzetsel + bijwoord
- Oefenen


Leerdoel:
Ik oefen met de woordsoorten van H6, H7, H35 en H36
Huiswerk 
Leren H6, H7, H35, H36

Slide 3 - Diapositive

Huiswerk
Dinsdag 17 januari + 
vrijdag 20 januari:
Leren H6, H7, H35 en H36
Snelhechter mee

Dinsdag 24 januari:
Toets Grammatica H6, H7, H35 en H36


Slide 4 - Diapositive

Voorzetsels en bijwoorden

Slide 5 - Diapositive

Voorzetsel
'Kastwoordjes'
Geeft plaats, tijd, reden/oorzaak aan
Staat voor een voornaamwoord, zelfstandig naamwoord,

Plaats: in de schuur, te Nijmegen, op het dak, bij mij.
Tijd: tijdens de pauze, gedurende de oorlog, na de les.
Reden/oorzaak: vanwege de dichte mist, door de kredietcrisis.

Slide 6 - Diapositive

Maak een zin met een voorzetsel

Slide 7 - Question ouverte

VOORZETSEL
Op
de
Domtoren
in
Utrecht
heb
je
een
prachtig
uitzicht.

Slide 8 - Question de remorquage

Voorzetsel

Soms is een voorzetsel deel van een uitdrukking.
Bv. Iemand op zijn nummer zetten, Iets achter de hand 
houden.

Let op: een deel van een splitsbaar werkwoord (aankijken, namaken, uitzwaaien) noem je geen voorzetsel! Dit hoort namelijk bij het werkwoord.

Slide 9 - Diapositive

Zijn de rode, onderstreepte woorden werkwoord of voorzetsel? 
Werkwoord
Voorzetsel
Rust
maar
lekker
uit
tijdens
de
vakantie.

Slide 10 - Question de remorquage

Wat zijn voorzetsels?
A
de, het, een
B
in, voor, achter
C
raam, deur, wand
D
voorlezen, voorspellen, voorzeggen

Slide 11 - Quiz

Bijwoord
Geeft plaats, tijd, (on)zekerheid, ontkenning aan.
Vraagwoorden: hoe, waar, waardoor, wanneer

Een bijwoord zegt iets over:
een hele zin, een werkwoord (hard fietsen),
een bijvoeglijk naamwoord (heel mooi),
een ander bijwoord (heel erg mooi)

Slide 12 - Diapositive

Een bijwoord zegt niets over:
A
een werkwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een bijwoord
D
een zelfstandig naamwoord

Slide 13 - Quiz

Is 'prachtig' in deze zin
een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord?

Julia kan prachtig zingen.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
bijwoord

Slide 14 - Quiz

bijvoeglijk naamwoord (BN)
bijwoord (BW)
De
burgemeester
moest
hard
lopen
naar
de
dichtstbijzijnde
bushalte.

Slide 15 - Question de remorquage

Aan de slag!
Oefenen met de theorie:
  • samenvatting maken
  • oefenbladen
  • Drillster 
  • .......

Het eerste kwartier werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.
timer
15:00

Slide 16 - Diapositive

Huiswerk
Dinsdag 17 januari + 
vrijdag 20 januari:
Leren H6, H7, H35 en H36
Snelhechter mee

Dinsdag 24 januari:
Toets Grammatica H6, H7, H35 en H36


Slide 17 - Diapositive