Actief en passief

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

In een passieve zin voert het onderwerp zelf de handeling uit.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

In een passieve zin is er soms een handelend voorwerp. Dit zinsdeel begint altijd met door.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Als je een actieve zin passief maakt, wordt het onderwerp het handelend voorwerp van de passieve zin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Dit is een actieve zin:
De auto werd gerepareerd.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Bedenk een mogelijk handelend voorwerp bij de volgende zin:
Op onze schoolmuren is graffiti aangebracht.

Slide 7 - Question ouverte

Maak de volgende zin passief:
De klas kiest Lize als klasvertegenwoordiger.

Slide 8 - Question ouverte

Maak de volgende zin passief:
Mijn tante leest mijn huiswerk na.

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Waarom wordt in deze zin de passieve vorm gebruikt?
Mama wordt morgen geopereerd.
A
De handeling wordt benadrukt.
B
Het handelend voorwerp is geen levend wezen.
C
De handelende persoon is niet bekend of wil je niet noemen.
D
Variatie in de zinsbouw

Slide 15 - Quiz

Waarom wordt in deze zin de passieve vorm gebruikt?
De overvaller werd neergeschoten.
A
De handeling wordt benadrukt.
B
Het handelend voorwerp is geen levend wezen.
C
De handelende persoon is niet bekend of wil je niet noemen.
D
Variatie in de zinsbouw

Slide 16 - Quiz

Waarom wordt in deze zin de passieve vorm gebruikt?
De schuur werd vernield door een omgevallen boom.
A
De handeling wordt benadrukt.
B
Het handelend voorwerp is geen levend wezen.
C
De handelende persoon is niet bekend of wil je niet noemen.
D
Variatie in de zinsbouw

Slide 17 - Quiz