Vragen stellen - H4 - Periode 4

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Bonjour!

Bonjour H4! 

Objectif du cours

COMMENT

Poser des questions (vragen stellen)

Doel van de les: Vragen stellen met en zonder vraagwoorden kunnen stellen 

Plan van de les: 

- Uitdelen grammatica boekje en stof periode 4 doornemen

- Uitleg & oefeningen over vragen stellen via lessonup

- Spreekopdracht: in duo, stel je 5 vragen aan elkaar stellen (en beantwoorden) 

- Maken: keuze oefeningen in grammatica boekje (uitleg: blz. 23-24)

- Eerder klaar? Leren de woorden van A blz. 40 (boek B)

Stel een vraag in het Frans
(Wat weet je al over
vragen in het Frans?)

Let op met inversie:

met "inversie":                   

Tu parles français. = Parles-tu français?                     

Il a un frère. =               A-t-il un frère? (-t- tussen 2 klinkers)

MAAAAAR geen inversie als er geen pers. vnw staat (geen je/tu/il-elle-on/nous/vous/ils-elles): 

Paul est gentil. = Paul est-il gentil?   (NIET:  Est-Paul gentil?)                    

Sophie a un problème. = Sophie a-t-elle un problème? (NIET: A-Sophie un problème?)

La maison est verte.  = La maison est-elle verte?

Pose une question: Tu vas au lycée? (inversion)

Paul a une soeur? (inversion)

1. A-Paul une soeur?
2. Paul a-t-il une soeur?
3. A-t-Paul une soeur?
4. Paul a-il une soeur?

Elle a un vélo? (inversion)

Il a un problème? (est-ce que)

1. Est-ce que il a un problème?
2. Est-ce qu' a-il un problème?
3. Est-ce qu'a-t-il un problème?
4. Est-ce qu'il a un problème?

Il a beaucoup de copains? (est-ce que)

Le prof a donné des devoirs? (inversion)

Lucie est fatiguée? (inversion)

Ik kan vragen zonder vraagwoorden stellen

0100

Schrijf een aantal vraagwoorden in het Frans

Vraagwoorden

Aantal vraagwoorden:

Où = waar

Quand = wanneer

Comment = hoe

Combien (de) = hoeveel

Pourquoi = waarom

Qui = wie

quel(le)(s) = wat (voor ww zijn) / welk(e)

qu'est-ce que = wat (voor andere ww dan être)

Koppel de vertaling van de vraagwoorden

QUAND

OÙ

COMMENT

COMBIEN

POURQUOI

QUI

WANNEER

WAAR

HOE

HOEVEEL

WIE

WAAROM

Vragen met vraagwoorden

3 manieren:

Tu fais du sport (quand).

1.  Vraagwoord + est-ce que + rest van de zin= Quand est-ce que tu fais du sport? 

2. Zin + vraagwoord achter de zin = Tu fais du sport quand? 

3.  Begin met vraagwoord en daarna inversie =  Quand fais-tu du sport? 

Tu pars en vacances? (quand) = welke antwoorden kloppen)

1. Quand pars-tu en vacances?
2. Tu pars en vacances quand?
3. Quand tu pars en vacances?
4. Quand est-ce que tu pars en vacances?

Tu habites? (où met inversion)

Tu vas au collège? ("comment" met "est-ce que")

Quand viendras-tu?
Quand est-ce que tu viendras?
Wat is de 3e manier?

Het vraagwoord "quel(le)(s)"

Wat is / Wat zijn  = Quel(le)(s) + ww être  

Quel (man/enk) = quel est ton chanteur préféré?

Quels (man/meerv) = quels sont tes chanteurs préférés?

Quelle (Vr / enk) = quelle est ta chanteuse préférée?

Quelles (vr / meerv) = quelles sont tes chanteuses préférées?

Welk(e) + zelfs. nw.  = Quel(le)(s) + zelfs. nw.  

Tu regardes quel film?

Het vraagwoord "Qu'est-ce que/qu' 

Wat + andere ww dan "zijn" = qu'est-ce que / qu'est-ce qu' + zin (onder inversie)

Wat wil je? =  Qu'est-ce que tu veux?

Wat eet hij? = Qu'est-ce qu'il mange?

Vul een vorm van "quel".
_____ ta nationalité?

1. quel
2. quels
3. quelle
4. quelles

Traduis: Wat zijn jouw vakken?
(jouw vakken = tes matières)

Traduis: Wat drink je?
(je drinkt = tu bois)

Compleet met een vorm van "quel".
Tu as rencontré ________ garçons?

Ik kan vragen met vraagwoorden beantwoorden?

0100

Spreekopdracht: in duo stel je 5 vragen aan elkaar stellen (+ antwoorden) = 5 min

Bijvoorbeeld:

- naam?

- leeftijd?

- waar hij/zij woont?

- broer / zus?

- Sport?

- Hobby's?

- Lievelingsvak? (een vak = une matière)

- Wanneer hij / zij met vakantie is geweest?

- etc....

Welke vragen heb je gesteld?
(schrijf 2 vragen)

Je peux poser des questions en français

😒🙁😐🙂😃

Ik vind vragen stellen moeilijk

- Maak: oef. A t/m D blz. 25-26 in grammatica boekje 

- Uitleg: blz. 23-24 in gram. boekje

Ik vind vragen stellen makkelijk

- Maak: oef. D t/m G blz. 26-27 in grammatica boekje

- Uitleg: blz. 23-24 in gram. boekje

Opdrachten op papier maken ging goed

😒🙁😐🙂😃