Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Thema 3
Ordening
Slide 1 - Diapositive
Basisstof 2
- Je kunt soorten en rassen onderscheiden
- Je kunt uitleggen dat de indeling van organismen berust op
overeenkomst en verwantschap
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Vidéo
Het begrip soort...
Wanneer behoren 2 organismen tot dezelfde soort?
Als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.
Dat houdt dus in dat hun jongen zich ook moeten kunnen voortplanten.
Slide 4 - Diapositive
Voorbeelden
Soms zijn er 2 organismen van verschillende soorten wel in staat om nakomelingen te krijgen.
De jongen zijn dan vaak onvruchtbaar. Er ontstaat zo dus ook GEEN nieuwe soort.
Slide 5 - Diapositive
Lijger / Teeuw
Slide 6 - Diapositive
Zezel
Slide 7 - Diapositive
Rassen
Binnen een soort kunnen verschillende rassen voorkomen.
Deze zijn vaak door de mens gecreëerd zoals bij alle honden- en kattenrassen.
Slide 8 - Diapositive
Evolutie
Organismen die tot dezelfde soort behoren vertonen veel overeenkomst qua uiterlijk maar ook qua DNA.
Maar binnen de soort is veel variatie in uiterlijkheden en daarmee ook wat het DNA betreft. Genetische variatie zorgt ervoor dat een soort een grote overlevingskans heeft.
Slide 9 - Diapositive
Evolutie
Variatie en selectie
Hoe korter geleden er een gemeenschappelijke voorouder was, hoe meer overeenkomsten en verwantschap
Slide 10 - Diapositive
Verwantschap
Hoe korter geleden 2 soorten een gemeenschappelijke voorouder hebben gehad, hoe meer verwantschap ze vertonen.
Dit is dan gekeken naar het DNA.
Slide 11 - Diapositive
Verwantschap
Dieren die nauw verwant zijn aan elkaar kunnen er soms echt heel anders uitzien. Zo is een olifant nauw verwant met zeekoeien en klipdassen.
Slide 12 - Diapositive
DNA-sequencing
DNA bestaat uit de 4 basen: A, T, C en G.
Sequentie = volgorde
Soorten met veel verwantschap hebben ook veel overeenkomst in hun DNA-sequentie. Zo komt bv ons DNA voor 98% overeen met dat van een chimpansee.....
Slide 13 - Diapositive
Wat weet je nog?
Slide 14 - Diapositive
DNA bevat informatie voor erfelijke eigenschappen.
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quiz
Wanneer spreek je van verwantschap?
A
Als dieren in hetzelfde leefgebied wonen.
B
Als er overeenkomst is in het DNA
C
Als er overeenkomst is in het dieet (wat dieren eten)
D
Als er geen enkele overeenkomst is tussen dieren.
Slide 16 - Quiz
Wat is DNA-sequencing?
A
DNA aflezen van een soort
B
De volgorde van basen A,C,T,G in het DNA in kaart brengen
C
DNA maken van een soort
D
De verwantschap bepalen
Slide 17 - Quiz
Dieren met een grote verwantschap hebben veel overeenkomstige kenmerken
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quiz
Hoe noem je de letters in het DNA?
A
Chromosomen
B
Genen
C
Basenparen
D
Eiwitten
Slide 19 - Quiz
Dieren met een grote verwantschap kunnen zich onderling voortplanten
A
altijd
B
nooit
C
soms
D
meestal
Slide 20 - Quiz
Nieuwe soorten kunnen ontstaan door variatie en selectie. Dit heet evolutie.
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quiz
Welke letter uit het DNA staat tegenover de A?
A
C
B
T
C
G
D
U
Slide 22 - Quiz
Wat is de juiste definitie van evolutie?
A
De ontwikkeling van dieren op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen
B
De ontwikkeling van soorten op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen
C
De ontwikkeling van leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen
D
De ontwikkeling van planten op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen
Slide 23 - Quiz
Uit welke basen bestaat DNA
A
C,G,T,O
B
A,G,T,U
C
A,C,G, T
D
T,G,U,O
Slide 24 - Quiz
Rassen Wat is waar?
A
Rassen van 1 soort kunnen onderling geen vruchtbare nakomelingen krijgen.
B
Zijn verschillende vormen van één soort organisme.
C
Soorten zijn uit rassen ontstaan.
D
Het ontstaan van rassen is natuurlijk, door evolutie, niet door de mens.
Slide 25 - Quiz
Wat waren de leerdoelen?
- Je kunt soorten en rassen onderscheiden
- Je kunt uitleggen dat de indeling van organismen berust op overeenkomst en verwantschap
Slide 26 - Diapositive
Ik kan een omschrijving geven van het begrip evolutie. Ik gebruik hierbij de termen selectie en variatie.
Jazeker
Deels
Nee dat lukt niet
Slide 27 - Sondage
Ik kan een omschrijving geven van het begrip "verwantschap"
Jazeker
Deels
Nee dat lukt niet
Slide 28 - Sondage
Ik kan een beschrijving geven van het begrip "soort"
Jazeker
Deels
Nee dat lukt niet
Slide 29 - Sondage
Ik kan een omschrijving geven van het begrip "ras"
Jazeker
Deels
Nee dat lukt niet
Slide 30 - Sondage
En nu...
Pak je studiewijzer erbij en ga kijken wat je nog moet doen om aan te kunnen tonen dat je de succescriteria beheerst..