6-2 en 9-2 A comer - bares y restaurantes 1

Actividad inicial

Vamos a repasar/practicar el vocabulario que habéis visto hasta ahora. 
Entra en el Lesson Up y responde a las preguntas. 



1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansWOStudiejaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Actividad inicial

Vamos a repasar/practicar el vocabulario que habéis visto hasta ahora. 
Entra en el Lesson Up y responde a las preguntas. 



Slide 1 - Diapositive

Cuando vas a al supermercado a comprar alimentos, esto se llama...
A
hacer la compra
B
poner la mesa
C
recoger la mesa
D
hacer los recados

Slide 2 - Quiz

Esta fruta en español
se llama...
A
sandías
B
cerezas
C
uvas
D
zanahorias

Slide 3 - Quiz

Je wilt vragen of je een tafel kunt reserveren.
Wat kun je zeggen/vragen?

Slide 4 - Question ouverte

Als hoofdgerecht wil je graag rijst met groente.
Wat zeg je tegen de ober?

Slide 5 - Question ouverte

sabroso/-a
dulce
salado/-a
agrio/-a
caliente
soso/-a
picante
rico/-a
frío/-a
amargo/-a
lekker
koud
zuur
bitter
flauw / dat er weinig smaak aan zit
zout
dat er veel smaak aan zit
pittig
zoet
heet

Slide 6 - Question de remorquage

Hoe bestel je aardbeienijs als nagerecht?

Slide 7 - Question ouverte

Je bent klaar met eten en wil graag afrekenen. Hoe vraag je om de rekening?

Slide 8 - Question ouverte

De repente, el camarero dice «¡Invita la casa!».

Wat bedoelt de ober? Antwoord in het Nederlands.

Slide 9 - Question ouverte

¿Dónde puedes comprar....
carnicería
droguería
verdulería
pescadería
panadería
floristería
calabacines
merluza
rosas para San Valentín
carne de cordero
magdalenas
espárragos
pastillas
mariscos

Slide 10 - Question de remorquage

La comida (p. 13)
Leemos los textos
A. Ines no tiene tiempo para cocinar
B. El fin de semana 


Slide 11 - Diapositive

Deberes para el jueves
  • Maak de opdrachten op p. 14. Zoek woorden die je niet kent op in het woordenboek!
  • Verbeter eventueel je gesprekje in het restaurant.
  • Combineer alles wat je tot nu toe hebt gedaan voor het PO en zet het overzichtelijk in één schrift of document. Neem dit mee naar de les! (Gesprekjes op markt, in restaurant, informatie over herkomst van één product.)

Slide 12 - Diapositive

La clase del jueves
  1. leer textos y hacer ejercicios
  2. diseñar un menú y tener una conversación en un restaurante
  3. repaso del año pasado: las cantidades

Slide 13 - Diapositive

P. 15 - En el restaurante
Lee los textos y haz los ejercicios 1, 2, 3 en la página 16.

Tenéis 15 minutos.
timer
15:00

Slide 14 - Diapositive

Diseñar un menú y tener una conversación
  • Werk in duo's.
  • Bedenk een menu en schrijf dat in je schrift (bekijk p. 10 voor een idee)
  • Estáis en un restaurante. Practicad la conversación entre cliente(s) (klant/klanten) y camarero (ober). En la conversación, hay que pedir un plato primero, un plato segundo y un postre.

La conversación tiene como mínimo diez frases.
Zometeen wil ik enkele gesprekjes horen voor de klas!
timer
8:00

Slide 15 - Diapositive

Las cantidades
een zak sinaasappels
een beetje peterselie  
½ kg bananen
3 flessen perensap
2 liter melk
250 gram vlees
2 blikken perzik
1 pak suiker
een dozijn eieren
een portie
een snufje

Traduce las palabras en tu cuaderno. 
Busca en la página 6, en lista de vocabulario y en un diccionario.

Slide 16 - Diapositive

Las cantidades
een zak sinaasappels  - una bolsa de naranjas
een beetje peterselie  - un poquito de perejil
½ kg bananen - medio kilo/kilógramo de plátanos
3 flessen perensap - 3 botellas de zumo de pera
2 liter melk - dos litros de leche
250 gram vlees - 250 (doscientos cincuenta) gramos de carne
2 blikken perzik - dos latas de melocotón
1 pak suiker - un paquete de azúcar
een dozijn eieren - una docena de huevos
een portie - una ración
een snufje - una pizca

Slide 17 - Diapositive

Deberes para el jueves
Zoek uit welke ingrediënten je nodig hebt voor jullie gerecht en maak een ingrediëntenlijst in het Spaans
Wees zo uitgebreid en precies mogelijk. Dus niet: ui, rijst, zout maar wel: twee uien, driehonderd gram rijst, een snufje zout.

Slide 18 - Diapositive