dag 8

Herhalen van de woorden van thema Verliefd Zijn

Jullie gaan de woorden van dit thema herhalen.

Morgen hebben jullie de toets.

SUCCES!

woordenschat herhalen

thema: verliefd zijn

Weet je het nog?

Gebruik je aantekeningen!

aantrekken                het risico                       

de verliefdheid          het liefdesverdriet

de familierelatie        een opmerking

uiteindelijk                 beloven

opvallend                  zielig

de liefste / het liefste   

twijfelen

de verkering

verwacht

raden

de invloed

laten

de indruk

de stap

Waar wordt het woord:
menen
goed gebruikt?

1. Ik meen het als ik zeg dat het vandaag zaterdag is.
2. Ik meen het als ik zeg dat het overmorgen zondag is.
3. Ik meen het als ik zeg dat het gisteren vrijdag was.
4. Ik meen het als ik zeg dat het volgende week vakantie is.

Wat betekent:
Ik heb de indruk dat je de toets niet goed hebt geleerd.

1. Ik weet zeker dat jij de toets niet hebt geleerd.
2. Ik hoop dat jij de toets niet hebt geleerd.
3. Ik denk dat jij de toets niet goed hebt geleerd.

Wat betekent :
aantrekken

1. aan je kleding trekken
2. je kleding uit doen.
3. je kleding verwisselen.
4. je kleding aan doen.

Waar wordt het woord:
de familierelatie
goed gebruikt?

1. Siem en Esrom hebben een familierelatie.
2. Mevrouw Femke en mevrouw Marieke hebben een familierelatie.
3. Mevrouw Astrid en mevrouw Marieke hebben een familierelatie.
4. Mulugeta en Abraham hebben een familierelatie.

Bij ............ voel je je blij en gelukkig. Ook wil je de hele tijd bij die persoon zijn.

Wat betekent :
uiteindelijk

1. Als eerste
2. Als laatste
3. Bijna als laatste
4. Als middelste

Waar wordt het woord:
opvallend
goed gebruikt?

1. Mijn mobiel heeft een zwarte kleur. Dat is opvallend.
2. Mijn mobiel heeft een grijze kleur. Dat is opvallend.
3. Mijn mobiel heeft een roze kleur met gouden rondjes. Dat is opvallend.
4. Mijn mobiel heeft een witte kleur. Dat is opvallend.

.......... ga je naar een Nederlandse school.

de liefste ....... gaat over

1. wat je voelt voor iemand die je graag dichtbij je wilt hebben.
2. wat je voelt voor iemand die je niet speciaal vindt.
3. wat je voelt voor iemand die je vervelend vindt.
4. wat je voelt voor iemand die je irriteert.

het liefste gaat over.......

de persoon die je graag dichtbij je wilt hebben.

iets wat je heel graag wilt.

Verkering is een relatie tussen

1. twee mensen die met elkaar werken.
2. twee mensen die verliefd zijn.
3. twee mensen die een financiële relatie hebben.
4. twee mensen die familie van elkaar zijn.

Als je twijfelt weet je niet zo goed wat je moet doen of wat je weet.
Twijfelen hoort bij het woord

1. zeker
2. onzeker
3. waar
4. onwaar

Vul het woord in:
Ik ........................... niet dat het feest doorgaat, want mijn moeder is ziek, dus ik denk het niet.

1. bespreek
2. weet
3. verwacht
4. betwijfel

Welk antwoord hoort bij het woord:
raden
Kies het beste antwoord!

1. invullen, proberen, zien
2. gokken, proberen, schrijven
3. gokken, zingen, schrijven
4. proberen, kijken, weten

Waar lees je de betekenis van het woord:
de invloed

1. Die directeur heeft de zaken op de school goed geregeld.
2. Het water van de zee kwam steeds hoger en hoger.

Een kind is samen met zijn moeder in de supermarkt. Het kind pakt allemaal snoep. De moeder zegt tegen haar kind: Laat dat!
Wat bedoelt de moeder?

1. Het kind mag het snoep pakken.
2. Het kind mag het snoep eten.
3. Het kind moet het snoep betalen.
4. Het kind mag het snoep niet pakken.

De eerste .......... van die jongen is niet goed. Hij laat slecht gedrag zien.

Waar wordt het woord:
het risico
goed gebruikt?

1. Als je een fiets hebt met licht, is er een risico.
2. Als je een fiets hebt met alleen een achterlicht, dan is er geen risico.
3. Als je een fiets hebt zonder lichten, is er geen risico.
4. Als je een fiets hebt zonder lichten, is er een risico.

In welke zin lees je
een opmerking

1. Wil je koffie of thee?
2. Ik ga morgen op vakantie.
3. Jouw tas is mooi.
4. Ga je mee naar de bioscoop?

Mijn vriend heeft onze verkering uitgemaakt, nu heb ik veel .................

Wat betekent:
beloven

1. Zeggen dat je iets gaat doen en het dan niet doen.
2. Dat je denkt dat iets waar is, wat iemand zegt.
3. Zeggen dat je iets gaat doen en het dan ook doen

Welke emotie hoort bij het woord
zielig

1. bang
2. boos
3. blij
4. verdrietig

De volgende .... die ik moet zetten om naar het voortgezet onderwijs te gaan, is niveau B1 halen.

Woordenschat herhalen

We maken 2 teams. We draaien het rad.

Weet jouw team welk woord het is? Dan krijg je het gekleurde fiche.

Welk team heeft als eerste de drie verschillende kleuren fiches verzameld?