Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Deze les
Alle leerstof herhalen
Keuze
Samen aan de slag
Samen afsluiten
Slide 1 - Diapositive
Samenvattend
Slide 2 - Diapositive
Gaat de lijn omhoog? Stijgen
Gaat de lijn omlaag? Dalen
Blijft de lijn op hetzelfde niveau? Constant
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Zelf een grafiek tekenen
De bovenste regel van de tabel hoort ALTIJD bij de horizontale as.
De onderste regel van de tabel hoort ALTIJD bij de verticale as.
Slide 5 - Diapositive
De horizontale as moet van 0 t/m 6 lopen, met een stapgrootte van 1.
De verticale as moet van 0 t/m 30 lopen met een stapgrootte van ...........
Slide 6 - Diapositive
Horizontale as is van 0 t/m 6,
met een stapgrootte van 1.
Verticale as is van 0 t/m 30,
met een stapgrootte van 3.
Slide 7 - Diapositive
Namen bij de assen
De naam bovenin de tabel, staat bij de horizontale as.
De naam onderin de tabel, staat bij de verticale as.
Slide 8 - Diapositive
Coördinaten intekenen
De bovenste en onderste waarde in de tabel vormen samen een coördinaat:
(0,0), (1,6), (2,9), (3,10), (4,15), (5,25) en (6,30)
Slide 9 - Diapositive
Grafiek tekenen
Nu hoef je alleen nog maar de coördinaten te verbinden met rechte lijnen.
Slide 10 - Diapositive
Paragraaf 4. HAVO
Grootheden en eenheden
Langs de assen van het assenstelsel staan de namen. Daarin staan altijd grootheden en eenheden:
Lengte in cm, hierbij is Lengte de grootheid en cm de eenheid.
Tijd in uren, hierbij is Tijd de grootheid en uren de eenheid.
Slide 11 - Diapositive
Lengte in cm, hierbij is Lengte de grootheid en cm de eenheid.
Tijd in uren, hierbij is Tijd de grootheid en uren de eenheid.
Oftewel:
Grootheid is het onderwerp
Eenheid is waarin je het meet
Slide 12 - Diapositive
Rekenvolgorde
Vermenigvuldigen en delen
Optellen en aftrekken
Op de pijlen van de pijlenketting staat ALTIJD de rekenvolgorde
Slide 13 - Diapositive
Voorbeeld
Karel opent een spaarrekening. Hij stort er € 20,- op, daarna stort hij iedere maand € 5,-.
Regel in woorden:
Slide 14 - Diapositive
Voorbeeld
Karel opent een spaarrekening. Hij stort er € 20,- op, daarna stort hij iedere maand € 5,-.
Regel in woorden:
Aantal maanden sparen x 5 + 20 = bedrag in euro
Slide 15 - Diapositive
Voorbeeld
Karel opent een spaarrekening. Hij stort er € 20,- op, daarna stort hij iedere maand € 5,-.
Regel in woorden:
Aantal maanden sparen x 5 + 20 = bedrag in euro
Slide 16 - Diapositive
Hoeveel euro heb ik na 6 maanden sparen?
IN - getal is 6, dus, dan krijg je het rekensommetje:
6 x 5 + 20 =
30 + 20 = 50
Dus, na 6 maanden is er € 50,- gespaard.
LET OP! In de rekenvolgorde heeft x voorrang op +
Slide 17 - Diapositive
Rekenen met pijlenketting
Slide 18 - Diapositive
Tabel invullen:
Iedere keer een reken-
sommetje maken.
0 x 5 + 20 =
1 x 5 + 20 =
2 x 5 + 20 =
3 x 5 + 20 =
4 x 5 + 20 =
5 x 5 + 20 =
Slide 19 - Diapositive
Rekenen met pijlenketting
Slide 20 - Diapositive
Uitleg paragraaf 7.3
Van een pijlenketting naar een formule.
Eigenlijk hoef je alleen maar de pijlen weg te halen.
Dat wordt in een formule:
tijd in uren x 2 + 3 = lengte in cm
Slide 21 - Diapositive
Uitleg paragraaf 7.4
Rekenen met formules
Invullen van een tabel
Slide 22 - Diapositive
De tabel wordt:
Slide 23 - Diapositive
Dus:
Het stappenplan:
• 1 Maak van een situatie een regel met woorden
• 2 Maak van de regel in woorden een pijlenketting
• 3 Maak van de pijlenketting een formule
• 4 Maak van de formule een tabel
• 5 Maak van de tabel een grafiek
Slide 24 - Diapositive
H7 Havo gedeelte
lineaire formules
• een grafiek bij een formule maken
•een formule bij een grafiek maken
Slide 25 - Diapositive
Een lineaire grafiek
"lineair" betekent rechtlijning, oftewel een rechte lijn!
denk maar aan een liniaal, gelinieerd papier....
Slide 26 - Diapositive
Een lineaire grafiek
=
een grafiek van een rechte lijn
Slide 27 - Diapositive
Keuze
A
Zelfstandig aan het werk, laatste 5 min terug
B
Opdrachten oefenen met Evy
Slide 28 - Quiz
Joop gaat sparen voor een laptop. Hij heeft op zijn verjaardag € 300,- gekregen. Iedere maand zet hij € 25,- op zijn spaarrekening. a) Maak de regel in woorden. b) Maak de tabel met bovenin de getallen 0 t/m 6. c) Maak de grafiek.