Paragraaf 9 + 10 + 11 + 12 + 13

16e en 17 eeuw
  • Voor de vorming van de Nederlandse staat was de 16e eeuw een cruciale periode. 
  • Karel V verenigde alle Nederlandse gewesten onder zich. 
  • Voor het eerst was er sprake van een zekere politieke eenheid. Met de politieke eenheid was niet iedereen gelukkig. 
  • Men was bang om een zekere vrijheid kwijt te raken.
 




1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

16e en 17 eeuw
  • Voor de vorming van de Nederlandse staat was de 16e eeuw een cruciale periode. 
  • Karel V verenigde alle Nederlandse gewesten onder zich. 
  • Voor het eerst was er sprake van een zekere politieke eenheid. Met de politieke eenheid was niet iedereen gelukkig. 
  • Men was bang om een zekere vrijheid kwijt te raken.
 




Slide 1 - Diapositive

16e en 17 eeuw
  • Naast deze politieke eenheid waren er allerlei godsdienstige bewegingen aan het ontstaan; ze maakten zich los van het katholicisme. 
  • De afgescheiden groeperingen verwierven veel aanhang. 
  • Karel V werd opgevolgd door Philips II. 
  • Philips II had geen begrip voor de politieke rechten van de burgers, bovendien wilde hij de katholieke kerk blijven handhaven als overheersende godsdienst(beweging). 
  • Uiteraard bracht dit spanningen met zich mee.





Slide 2 - Diapositive

16e en 17 eeuw
1568: opstand onder leiding van Willem van Oranje. Na deze Tachtigjarige Oorlog werden de noordelijke gewesten onafhankelijk.
In onze streken was er gedurende deze periode dus strijd tussen wel of geen centraal geregeerde staat.




Slide 3 - Diapositive

16e en 17 eeuw
Literatuur in de 16e eeuw
  • ME teksten behoorden tot de hele gemeenschap; ze waren geen geestelijk eigendom van een individu
  • In de 16e eeuw: teksten veel minder ‘gemeenschapskunst’; schrijvers gingen nu meer van zichzelf uit. Dit had als gevolg: persoonlijker gevoelens en ideeën.
  • Gezien de godsdienststrijd werd ook het geloof onderwerp van de teksten.
  • Werk werd niet langer anoniem uitgegeven.
  • Literaire schoonheid stond niet meer op de eerste plaats in dienst van God, maar had waarde in zichzelf.




Slide 4 - Diapositive

De renaissance
  • De Renaissance (ca. 1500 – ca. 1700)
  • Renaissance = wedergeboorte.
  • Het glorierijke verleden van de Romeinse en Griekse cultuur moest herbeleefd worden.
  • Een grote bijdrage leverden de zogenaamde humanisten, onderzoekers van de klassieke cultuur. (Desiderius Erasmus.)
  • Een nieuwe visie ontstond: de mens was niet langer ondergeschikt aan God. 









Slide 5 - Diapositive

De renaissance
  • Het theocentrische uit de middeleeuwen veranderde zo in het - antropocentrisme van de moderne tijd. Menselijke prestaties waren niet langer ingegeven door God, maar kwamen uit de persoon zelf voort.
  • Een tweede kenmerk van de renaissance: het - individualisme: de mens werd niet langer gezien als een wezen dat deel uitmaakt van een groter geheel, maar als een individu.
  • Een derde belangrijk kenmerk is het - empirisme: het zelf onderzoeken/willen uitvinden hoe de natuur en de wereld in elkaar zitten.







Slide 6 - Diapositive

Werkboekopdracht 10.1bc + 10.2
Aan de slag. 

Slide 7 - Diapositive

Werkboekopdracht 10.1bc
  • De middeleeuwen: periode tussen ...

  • Antropocentrisme is de opvatting dat ....
  • Individualisme is de opvatting dat ...
  • Empirisme is de opvatting dat ...

Slide 8 - Diapositive

Werkboekopdracht 10.1bc
  • De middeleeuwen: periode tussen de oudheid en de renaissance.

  • Antropocentrisme is de opvatting dat mens en aarde even belangrijk zijn als God en het hiernamaals.
  • Individualisme is de opvatting dat de prestaties van de mens uit hemzelf voortkomen en niet uit de hem omringende gemeenschap.
  • Empirisme is de opvatting dat kennis verkregen wordt door onderzoekingen te doen.

Slide 9 - Diapositive

Werkboekopdracht 10.2
  • Middeleeuwen 
  • theocentrisch (alinea 2)
  • begenadigd/gezegend
  • gemeenschap (alinea 3) 
  • navolgen/geloof (alinea 4) 

  • Renaissance
  • antropocentrisch
  • genie
  • individu
  • empirisme/experimenten

Slide 10 - Diapositive

Paragraaf 11

  • Acht groepjes 
  • (Magister maakt de groepjes willekeurig.)
  • Paragraaf 11 lezen was huiswerk voor vandaag.
  • Op de volgende slide staat de opdracht.

Slide 11 - Diapositive

Welke zinnen/informatie uit paragraaf 11 horen in een samenvatting thuis?

Slide 12 - Carte mentale

De renaissance
  • Door dit empirisme kwam de wetenschap tot bloei en was niet langer ondergeschikt aan het geloof. Op de leiders van de kerk ontstond in de renaissance steeds meer kritiek.

  • Kunst en literatuur
  • Kenmerken van de kunst in de renaissance:
  • Realisme: natuurgetrouw weergeven; perspectief van belang en anatomie moet kloppen
  • Estheticisme: kunst moet mooi zijn, symmetrische opbouw; in de ME ging het om inhoud.
  • Classicisme: klassieke oudheid als inspiratiebron







Slide 13 - Diapositive

WB 11.1

Realisme

Estheticisme

Classicisme

Technische vernieuwing

Bouwkunst 

  • ---

  • symmetrie, geometrische figuren
  • zuilen

  • koepel

Slide 14 - Diapositive

WB 11.1

Realisme

Estheticisme

Classicisme

Technische vernieuwing

Beeldhouwkunst

  • anatomie/naakt/portretbuste


  • ---

  • aparte kunstvorm, klassieke mythologie

  • ---

Slide 15 - Diapositive

WB 11.1

Realisme

Estheticisme

Classicisme

Technische vernieuwing

Schilderkunst

  • anatomie/naakt/perspectief/
  • gevoelens/portret

  • symmetrie

  • klassieke mythologie en geschiedenis

  • olieverf

Slide 16 - Diapositive

Tussentoets paragraaf 9-12

De klassieke oudheid loopt van 500 voor Chr. tot 1500 n. Chr.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Tussentoets paragraaf 9-12

De renaissance begint in Italië in de 14e eeuw.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Tussentoets paragraaf 9-12

De renaissance begon buiten Italië in de vroeg 16e eeuw.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Tussentoets paragraaf 9-12

De Hervormers probeerden aanvankelijk de Kerk te veranderen, niet een nieuw geloof te stichten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Tussentoets paragraaf 9-12

De renaissancekunstenaars hadden geen belangstelling voor de inhoud van hun kunstwerken, maar alleen voor de vorm ervan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Vidéo

Paragraaf 12
  • Klassieke literatuur was in de Renaissance maatstaf voor eigen literatuur.
  • Drie stadia verhouding klassieke literatuur – eigen literatuur:
  • 1. Translatio ( = vertaling; klassieke teksten toegankelijk mk voor mensen zonder kennis van Grieks/Latijn)
  • 2. Imitatio (= navolging; herleven klassieke genres, zelf weer in Latijn schrijven)
  • 3. Aemulatio (= verbetering; oude literatuur overtreffen, ontwikkeling van nieuwe genres » aforisme/spreuk, essay, sonnet)
















Slide 23 - Diapositive

Paragraaf 12
Kenmerken sonnet:
  • -veertien regels
  • -twee kwatrijnen en twee terzetten (= octaaf + sextet)
  • -volta
  • -bepaald rijmschema

Slide 24 - Diapositive

Paragraaf 12

16e en 17e eeuw: Latijn is de internationale taal van de wetenschap

Realisme in Renaissance-literatuur: literair werk moest waarschijnlijk zijn.
Estheticisme in Renaissance-literatuur: regelgeving, belang vorm.













Slide 25 - Diapositive

Paragraaf 13 - Bredero

  • Gerbrand Adriaensz. Bredero (1585 – 1618) - dus niet zo oud geworden!
  • Brede schoolopleiding, kende Frans en Latijn, daarna schilder.
  • Lid van rederijkerskamer D’Eglentier (Een rederijker is iem. die de welsprekendheid beoefent. Dichters verenigden zich in de late ME in gezelschappen die rederijkerskamers werden genoemd. Deze rederijkerskamers legden zich toe op het schrijven van poëzie en toneelstukken.)

Literaire werk:
-Gedichten (Boertig, amoureus en aandachtig groot liedboek, 1622)
-Toneelstukken (o.m. de komedie Spaansen Brabander Jerolimo, 1617)
-Amsterdam speelt grote rol in zijn werk.











Slide 26 - Diapositive

Paragraaf 13 - Bredero

  • Literaire werk:
  • -Gedichten (Boertig, amoureus en aandachtig groot liedboek, 1622)
  • -Toneelstukken (o.m. de komedie Spaansen Brabander Jerolimo, 1617)
  • -Amsterdam speelt grote rol in zijn werk.
  • Lijfspreuk: 't Kan verkeren (veranderen)












Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo