Supermarkten verkopen heel veel producten. Heel veel keer een kleine winstmarge levert in totaal genoeg (bruto)winst op.
(Bij juwelierszaken is het omgekeerd: ze verkopen veel minder, en moeten op elk product een grote winstmarge hebben om aan voldoende (bruto)winst te komen.)
Slide 8 - Diapositive
Vraag 7
Omzet 480 × € 2 = € 960
Inkoopwaarde € 150 –
Brutowinst € 810
Kosten: € 175 + (7 × € 40) + € 125 = € 580 -
Nettoresultaat € 230 winst
Slide 9 - Diapositive
Vraag 8
Bij een prijs van € 2,50 is de omzet 40 × € 2,50 = € 100 per uur.
Bij een prijs van € 1,50 is de omzet 60 × € 2 = € 120 per uur.
De omzet neemt met € 20 toe.
Slide 10 - Diapositive
Vraag 9
Antwoord A
Door het slechte weer kopen minder mensen popcorn. De vraag neemt af. De lijn verschuift dus naar links.
Slide 11 - Diapositive
Vraag 10
Door een hogere arbeidsproductiviteit nemen de VASTE kosten per product af. Daardoor daalt de kostprijs per product
Slide 12 - Diapositive
Vraag 11
Het tasje is een heterogeen product. Er zijn verschillende aanbieders maar de inhoud van elke aanbieder verschilt.
Slide 13 - Diapositive
Vraag 12
Antwoord B
Zie vraag 11
Slide 14 - Diapositive
Vraag 13
Consumenten. Zij betaalden te veel voor computer- en tv-schermen. Door de prijsafspraken waren de prijzen hoger dan wanneer deze bedrijven vrij met elkaar hadden geconcurreerd.
(ook goed: bedrijven die niet aan het kartel meededen = oneerlijke concurrentie)
Slide 15 - Diapositive
Vraag 14
Verboden prijsafspraken tussen producenten noem je een kartel of kartelvorming.
Slide 16 - Diapositive
Vraag 15
In totaal zijn er 5,2 mln + 1,8 mln + 1,0 mln = 8,0 mln werkenden.
Vaste baan: 5,2 mln ÷ 8,0 miljoen × 100 = 65%
Slide 17 - Diapositive
Vraag 16
Antwoord C
Slide 18 - Diapositive
Vraag 17
- Minder leningen zorgen voor minder (rente)kosten, waardoor de winst stijgt. Een hogere winst kan de aandeelhouders meer dividend opleveren.
- Als de onderneming minder schulden heeft, verbetert de financiële positie van de onderneming (betere verhouding eigen vermogen / vreemd vermogen), waardoor de koers van de aandelen kan stijgen.
Slide 19 - Diapositive
Vraag 18
Naamloze vennootschap & Besloten vennootschap
(alleen beide goed 1 punt)
Slide 20 - Diapositive
Vraag 19
Antwoord A
hier is sprake van leeftijdsdiscriminatie
Slide 21 - Diapositive
Vraag 20
Antwoord D
De gewenste 75% is nog niet gehaald maar het aantal vrouwen wat is gaan is gaan werken is gestegen.
Slide 22 - Diapositive
Vraag 21
Werknemersverzekering:
WW Uitkering aan werkloze werknemers 1p
WIA arbeidsongeschikte werknemers 1p
(wao ook goedgekeurd)
Slide 23 - Diapositive
Vraag 22
Loonkosten per jaar:
12 × € 2.640 = € 31680
31680 × 1,08 = 34408,80
34408,80 × 1,235 = € 42.254,78
• Aantal gewerkte uren per jaar: 46 × 36 = 1.656 uur
€ 42.254,78 ÷ 1.6565 = € 25,52 per uur.
Slide 24 - Diapositive
Vraag 23
1. Krappe
2. Kleiner
(alleen 1 punt bij beide goed)
Er is in dit geval veel vraag naar goed personeel maar is er weinig goed personeel te vinden (weinig aanbod)
Slide 25 - Diapositive
Vraag 24
Antwoord B
Slide 26 - Diapositive
Vraag 25
Als bedrijven beter kunnen concurreren, gaan ze meer verkopen. De productie neemt hierdoor toe. Bedrijven hebben hierdoor meer personeel nodig, waardoor de werkloosheid kan verminderen.
Slide 27 - Diapositive
Vraag 26
Antwoord A
Het goaat weer goed met de economie, meer productie dus meer mensen nodig = conjuncturele werkloosheid