aanwijzend vnw + zelfs. gebruikt

Het aanwijzend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
FransEnseignement Secondaire

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Het aanwijzend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 2 - Diapositive

Aanwijzend voornaamwoord
Aide: 
Het aanwijzend vnw

Slide 3 - Diapositive

Het aanwijzend voornaamwoord past zich aan, aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort:

Slide 4 - Diapositive

Grammaire
Het aanwijzend voornaamwoord (die, dit, dat of deze) hangt af van het zelfstandig naamwoord dat erop volgt:






enkelvoud
meervoud
mannelijk
ce
ces
mannelijk met h of klinker
cet
ces
vrouwelijk
cette
ces

Slide 5 - Diapositive

Samenvatting
Ce: mannelijk aanwijzend voornaamwoord
Cette: vrouwelijk aanwijzend voornaamwoord
Ces: meervoudig aanwijzend voornaamwoord
Cet: mannelijk aanwijzend voornaamwoord voor woorden met een klinker of h

Slide 6 - Diapositive

aanwijzend voornaamwoord
mannelijk
mannelijk & klinker
vrouwelijk
enkelvoud
CE
CET
CETTE
meervoud
CES
CES
CES

Slide 7 - Diapositive

aanw. voorn.woord
zonder zelfstandig naamwoord
Vorm
zelfst. nw. waar naar verwezen wordt
voorbeeld
celui
mannelijk enkelvoud
mon vélo et celui de mon frère
ceux
mannelijk meervoud
mes vélos et ceux de mon frère
celle
vrouwelijk enkelvoud
ma fleur et celle de ma soeur
celles
vrouwelijk meervoud
mes fleur et celles de ma soeur

Slide 8 - Diapositive

Samenvatting
Kijk naar het zelfstandig naamwoord waarnaar het aanwijzend voornaamwoord verwijst:

Is het zelfstandig naamwoord:
Mannelijk enkelvoud --> celui
Mannelijk meervoud --> ceux
Vrouwelijk enkelvoud --> celle
Vrouwelijk meervoud --> celles

Slide 9 - Diapositive

Mon vélo et ... de ma soeur.
A
celui
B
ceux
C
celle
D
celles

Slide 10 - Quiz

Ma chemise et ... de ma soeur
A
celui
B
ceux
C
celle
D
celles

Slide 11 - Quiz

Mes chiens et ... de mes voisins
A
celui
B
ceux
C
celle
D
celles

Slide 12 - Quiz

Vraag 1
Elle a travaillé le mieux! Elle est une meilleure étudiante que ... -là!
Let op! Meerdere antwoorden mogelijk
A
celui
B
celle
C
ceux
D
celles

Slide 13 - Quiz

Vraag 2
La semaine derniere ... élève a très vien répondu la dernière question !

Slide 14 - Question ouverte

Vraag 3
Haitam voudrait avoir une meilleure réputation que ... de Rayan

Slide 15 - Question ouverte

Vraag 4
On verra combien de temps ... réputation va durer

Slide 16 - Question ouverte

Vraag 5
Die boeken moeten in de tas!
... livres doivent être dans le sac à dos!
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 17 - Quiz

Vraag 6
Oui, ... de Rico aussi!
A
celui
B
celle
C
ceux
D
celles

Slide 18 - Quiz

vraag 7
Mr Hurkmans a dit "Donnez-moi ... portable !"
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 19 - Quiz

Vraag 8
Mr Hurkmans! ... portable n'est pas à vous!
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 20 - Quiz

Vraag 9
Il veut des chaussures neuves, il ne veut pas porter ... de son frère

Slide 21 - Question ouverte

Vraag 10
Il veut un jeans neuf, il ne veut pas porter ... de son frère

Slide 22 - Question ouverte

Vraag 11
mettez au singulier (zet de volgende woorden in het enkelvoud)
ces hôtels

Slide 23 - Question ouverte