Classicisme

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
fMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte et 8 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Littérature
1. Moyen Âge
2. Renaissance
3. Classicisme
4. Lumières
5. Romantisme
6. Réalisme
7. Fin de siècle
11. Existentialisme

Slide 2 - Diapositive

Classicisme
Intro filmpje Thieme

* Classicisme: 17e siècle: Le Grand Siècle


Slide 3 - Diapositive

* Monarchie absolue: Louis XIV (regeert van 1643 - 1715), le roi soleil, middelpunt van het heelal
L'état, c'est moi

* Le roi soleil et les arts

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Vidéo

l'intolérance religieuse
* katholicisme werd staatsgodsdienst
* protestanten verlaten Frankrijk, onder andere naar Nederland

Slide 7 - Diapositive

Académie française
* opgericht door Louis XIII in 1634 om een universele Franse taal te maken. 
1673: strenge regels voor spelling
1694: woordenboek
* om Franse literatuur te laten bloeien tot glorie van Frankrijk, maar vooral van Louis XIV
* duidelijke taal richting onderdanen, dus meer macht

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Les arts
Architecture: geïnspireerd op Griekse en Romeinse oudheid: symmetrie, strakke lijnen
André Le Nôtre: ontwierp tuinen van Versailles: jardins à la française
Musique: hofcomponist Jean-Baptiste Lully, balletmuziek
Schilderkunst: streven naar perfectie en schoonheid, onderwerpen uit klassieke oudheid

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Littérature
Eeuw van de grote Franse schrijvers
* la comédie
* la tragédie
* les fables

Slide 12 - Diapositive

Comédie
Drama, heeft als doel de mensen te amuseren en aan het lachen te maken, het loopt meestal goed af.
Molière (1622-1673)
Werkt aan het hof van Louis XIV, werkt samen met componist Lully. Wil de toeschouwers niet alleen vermaken, maar ook een les meegeven. Drijft de spot met alles wat ingaat tegen het gezond verstand.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Le malade imaginaire
Hypochonder Argan, zijn leven draait om ziektes waaraan hij meent te lijden. In het stuk wordt niet alleen Argan op de hak genomen, maar ook de dokters die er grof geld aan verdienen. Molière speelde vaak mee in zijn eigen toneelstukken, zo ook in dit stuk. De ironie wil dat hij tijdens een voorstelling een aanval kreeg op het toneel en overlijdt.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Tragédie
Wordt beschouwd als het meest nobele genre. Hooggeplaatste personen (vaak ontleend aan de oudheid) worden geconfronteerd met onoplosbare psychologische of morele conflicten en gaan een onontkoombaar noodlot tegemoet.
Tragedies zijn geschreven in strakke verzen en moeten voldoen aan de strenge vormregels van Aristoteles.

Slide 17 - Diapositive

Tragedies zijn geschreven in strakke verzen en moeten voldoen aan de strenge vormregels van Aristoteles:
- eis van de bienséance (fatsoen)
- zuiverende werking (catharsis)
- règle des trois unités (plek, tijd en verhaallijn)

Slide 18 - Diapositive

Jean Racine
Vooraanstaande positie aan het hof, lid van de Académie française. Bijbel en klassieke oudheid zijn de belangrijkste inspiratiebronnen.
Personages kampen meestal met een conflict tussen de liefde en familie-eer.

Slide 19 - Diapositive

Les fables
Naar het idee van de Griekse dichter Aesopus, hij schreef dierenverhalen waarin hij menselijk gedrag op een symbolische manier aan de kaak stelde.

Jean de la Fontaine: werkt niet aan het hof van de koning.
plaire et instruire: amuseren, maar ook een spiegel voorhouden

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Slide 22 - Vidéo

Jean de la Fontaine - Fables
1.a. Een kort verhaal met een moraal (zedenles), meestal over dieren.
1.b. Eigen antwoord
2.a. Om hem te vleien.
b. Dat hij mooi is, en dat, als hij net zo mooi kan zingen als hij eruit is, hij de Phoenix van het bos is.
c. Hij voelt zich zeer gevleid en trots.

Slide 23 - Diapositive

Le corbeau et le renard
d. Hij doet zijn bek open om te gaan zingen.
e. Nee, dan laat hij de kaas vallen. En daar is de vos op uit. 
f. Leer dat iedere vleier op de kosten leeft van degene die naar hem luistert. (regel 16 en 17: Apprenez que tout flatteur/Vit aux dépens de celui qui l'écoute)
g. Als je aan het hof iets wilt bereiken, moest je 'hielen likken', dus vleien.

Slide 24 - Diapositive

La cigale et la fourmi
3.a. Ze heeft niets meer te eten. 
b. Of zij haar wat eten wil lenen. Ze zal in het voorjaar terugbetalen.
c. Ze weigert. Ze vindt dat de krekel zelf een voorraad had moeten aanleggen en niet de hele zomer had moeten zingen.
d. Loon naar arbeid. Je moet zelf werken voor de kost.

Slide 25 - Diapositive