Grammatik Kap 1, 2, 4 haben sein regelm ww volt dw

Wiederholung Grammatik
Persoonlijk voornaamwoord
Haben
Sein
Regelmatige werkwoorden
Voltood deelwoord

1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wiederholung Grammatik
Persoonlijk voornaamwoord
Haben
Sein
Regelmatige werkwoorden
Voltood deelwoord

Slide 1 - Diapositive

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 2 - Question de remorquage

Grammatik: haben & sein  

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 5 - Question de remorquage

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 6 - Question de remorquage

Ich ... keine Milch mehr.
A
habe
B
hast
C
habt

Slide 7 - Quiz

Wer ... (sein) du?
A
bist
B
bin
C
sind
D
hast

Slide 8 - Quiz

Wann ... ihr angekommen?
A
sind
B
seit
C
seid
D
ist

Slide 9 - Quiz

Wann ... ihr eure Hausaufgaben gemacht?
A
haben
B
habt
C
habe
D
hast

Slide 10 - Quiz

... Sie schon 50???
A
seid
B
ist
C
sind
D
war

Slide 11 - Quiz

Du .... viel gelernt.
A
habt
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 12 - Quiz

Agnes und Martin ... Geschwister.
A
seid
B
sind
C
bist
D
ist

Slide 13 - Quiz

Das Kind ... 4 Jahre alt.
A
bin
B
bist
C
ist
D
seid

Slide 14 - Quiz

... ihr Lust ins Kino zu gehen?
A
haben
B
habt
C
habe

Slide 15 - Quiz

Es ... geregnet.
A
habt
B
hast
C
haben
D
hat

Slide 16 - Quiz

Ik ken nu de vormen van "haben en sein"
A
Ja
B
Nein

Slide 17 - Quiz

Regelmatige werkwoorden

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Ich (spielen) Fußball.
Hoe pak je dat aan?

Slide 20 - Diapositive

STAP 1





STAM

Slide 21 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden
Schrijf eerst de stam van het werkwoord op. 
De stam is het hele werkwoord - en.

Voorbeeld: 
                       wohnen                    =>                        wohn             
                       spielen                      =>                        spiel              

Slide 22 - Diapositive

Wat is de stam van het werkwoord 'kommen'?

Slide 23 - Question ouverte

STAP 2




Persoonlijk voornaamwoord

Slide 24 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoord
wohnen           

Ich _____________ in den Niederlanden.   
Wo ________________ du?                                
Der Mann (= er) ____________________ in Deutschland.
                     

Slide 25 - Diapositive

Noem een persoonlijk
voornaamwoord.

Slide 26 - Carte mentale

STAP 3




Uitgang

Slide 27 - Diapositive

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
Hoe werkt het?
wohn
wohn
wohn

wohn
wohn
wohn

Slide 28 - Diapositive

Regel: feesttenten 

Slide 29 - Diapositive

IDEWIS


(fe) esttenten

Slide 30 - Diapositive

Welk woord is een hulpmiddel bij regelmatige werkwoorden?
A
Feesttent
B
Feestent
C
Feesttenten
D
Feesttentje

Slide 31 - Quiz

Geef de drie stappen die nodig zijn om de regelmatige werkwoorden te vervoegen
timer
0:45

Slide 32 - Question ouverte

Het voltooid deelwoord

Slide 33 - Diapositive

voltooid deelwoord maken
ge + stam + t

Slide 34 - Diapositive

voltooid deelwoord
spielen

Slide 35 - Question ouverte

voltooid deelwoord
sagen
_____

Slide 36 - Question ouverte

Voltooid deelwoord
hören

Slide 37 - Question ouverte

Hoe maak ik het VOLTOOID DEELWOORD in het DUITS ( bij de regelmatige werkwoorden)?
A
ge+stam+d/t
B
ge+ stam+ t
C
ge+ hele werkwoord+ t
D
ge+ estenten+ t

Slide 38 - Quiz

Fragen?

Slide 39 - Diapositive

Digitaal oefenen
timer
10:00

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Lien