*Formuleren paragraaf 6, VWO 1

Formuleren paragraaf 6

- De trappen van vergelijking

- gebruik van als en dan 

1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Formuleren paragraaf 6

- De trappen van vergelijking

- gebruik van als en dan 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen

- Je kent de trappen van vergelijking

- Je kunt de diverse regels voor het gebruik van de trappen van vergelijking toepassen

- Je weet wanneer je 'als of 'dan' in een zin moet gebruiken

Slide 2 - Diapositive

De trappen van vergelijking

We kennen drie trappen van vergelijking:

- stellende trap

- vergrotende trap

- overtreffende trap

leuk - leuker - leukst

Slide 3 - Diapositive

Vul aan:
mooi

Slide 4 - Question ouverte

Vul aan:
groot

Slide 5 - Question ouverte

Vul aan:
enthousiast

Slide 6 - Question ouverte

Vul aan:
Weinig

Slide 7 - Question ouverte

De regels

De meeste woorden krijgen:

- bij de vergrotende trap - er

- bij de overtreffende trap - st

Slide 8 - Diapositive

Uitzonderingen

- Een woord dat op -r eindigt, krijgt in de vergrotende trap -der

- Een woord dat op -s eindigt, krijgt in de overtreffende trap alleen een -t

- een woord dat op -st eindigt, krijgt in de overtreffende trap geen st, maar meest ervoor

- er zijn ook woorden die helemaal afwijken: goed, beter, best

Slide 9 - Diapositive

Als of dan?

Slide 10 - Diapositive

Wat is het verschil tussen onderstaande zinnen? 
We gaan sneller versoepelen als er goeie cijfers zijn.

We gaan sneller versoepelen dan er goeie cijfers zijn. 

Slide 11 - Diapositive

als of dan?
Zij is echt veel slimmer als/dan ik.
A
als
B
dan

Slide 12 - Quiz

als of dan?
Mevrouw de Vries heeft meer geduld als/dan meneer Jansen.
A
als
B
dan

Slide 13 - Quiz

Als of dan?
Ik vind voetbal net zo leuk als/dan basketbal.

A
als
B
dan

Slide 14 - Quiz

Kies uit als of dan.
Mijn tas is zwaarder als/dan die van jou.


A
als
B
dan

Slide 15 - Quiz

Kies uit 'ik' of 'mij'

Hij maakt de toets beter dan ...
A
ik
B
mij

Slide 16 - Quiz

Vul in: als of dan en ik of mij

Jij hebt veel meer tijd ….. ik/mij.
A
als ik
B
dan ik
C
als mij
D
dan mij

Slide 17 - Quiz

Regels als/dan

- Je gebruikt als bij de stellende trap.

Vb: Hij is even lang als ik (ben)

- Je gebruikt dan na de vergrotende trap

Hij is langer dan ik (ben)

Slide 18 - Diapositive

Regels ik of mij, jij of jou, hij of hem, zij of haar, wij of ons, zij of hen of hun

Door de zin langer te maken weet je welk woord je precies in moet vullen.

vb: Niels is net zo slim als zij (is), maar slimmer dan ik (ben)

Fout: Niels is net zo slim als haar (is), maar slimmer dan mij (ben)

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Vidéo

Opdracht
Blz. 240-241: Maak opdracht 1, 2, 4 en 5
Cursus 6, paragraaf 6

Slide 21 - Diapositive