Samenvatting hoofdstuk 5

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Tekstdoelen

- informeren: nieuwsbericht, artikel

- instrueren (= instructie geven): recept, handleiding

- amuseren: leesboek, strip

- overtuigen: betoog, weblog, recensie

- activeren: advertentie, uitnodiging

Wat is een voorbeeld van een activerende tekst?

1. routebeschrijving
2. nieuwsbericht
3. betoog
4. advertentie

Wat is het tekstdoel van een betoog?

1. informeren
2. instructie geven
3. overtuigen
4. activeren

Wat is het tekstdoel van een recensie?

1. informeren
2. overtuigen
3. amuseren
4. activeren

Wat is het tekstdoel van een recensie?

1. informeren
2. overtuigen
3. amuseren
4. activeren

Aan welk signaalwoord kun je een standpunt of conclusie herkennen?

1. maar
2. ook
3. want
4. dus

Aan welk signaalwoord kun je een voorbeeld herkennen?

1. maar
2. zo
3. ook
4. dus

Aan welk signaalwoord kun je een reden of argument herkennen?

1. namelijk
2. zo
3. ook
4. dus

Wat voor een opbouw heeft een overtuigende tekst?

Wat betekent confronteren met?

1. een lagere positie geven of krijgen
2. uitwerking, invloed, effect
3. een slechte ontwikkeling die steeds slechter wordt
4. iemand laten weten of laten zien wat hij (fout) heeft gedaan

Wat betekent de ontboezeming?

1. dat wat je vertelt over je gevoelens
2. uitwerking, invloed, effect
3. door slimheid of geweld mensen overhalen om iets te doen
4. iemand laten weten of laten zien wat hij (fout) heeft gedaan

Wat betekent drastisch?

1. iemand vertellen over de problemen die je hebt
2. middel om het kopen te bevorderen, blikvanger
3. door slimheid of geweld mensen overhalen om iets te doen
4. ingrijpend, krachtig, met grote gevolgen

Wat betekent de duurzaamheid?

1. zoveel mogelijk bereiken met zo weinig mogelijk middelen
2. maatschappelijke betrokkenheid je betrokken voelen bij je omgeving en de samenleving
3. de aandacht voor mens en milieu
4. ingrijpend, krachtig, met grote gevolgen

Wat betekent de efficiëntie?

1. zoveel mogelijk bereiken met zo weinig mogelijk middelen
2. maatschappelijke betrokkenheid je betrokken voelen bij je omgeving en de samenleving
3. een slechte ontwikkeling die steeds slechter wordt
4. ingrijpend, krachtig, met grote gevolgen

Wat betekent het marktaandeel?

1. het toenemen van de grootte, bijvoorbeeld van een bedrijf
2. maatschappelijke betrokkenheid je betrokken voelen bij je omgeving en de samenleving
3. het resultaat dat iets oplevert vergeleken met de kosten, de winst
4. het percentage van alle kopers waaraan één bedrijf zijn producten verkoopt

Wat betekent uitbuiten?

1. door slimheid of geweld mensen overhalen om iets te doen
2. maatschappelijke betrokkenheid iemand meer voor je laten werken dan goed is voor die persoon
3. reclame maken voor iets
4. middel om het kopen te bevorderen, blikvanger

Wat betekent het rendement?

1. het toenemen van de grootte, bijvoorbeeld van een bedrijf
2. maatschappelijke betrokkenheid iemand meer voor je laten werken dan goed is voor die persoon
3. het resultaat dat iets oplevert vergeleken met de kosten, de winst
4. middel om het kopen te bevorderen, blikvanger

De organisatie (promoten, vt) ............. het gebruik van milieuvriendelijke verpakkingen.

Mijn moeder heeft vroeger (collecteren, vd) .............. voor kindertehuizen.

Mijn opa (doneren, tt).............. aan allerlei goede doelen.

Door ze als oud vuil te behandelen (degraderen, tt) ......... de werkgever zijn medewerkers.

In een brief (luchten, vt) ......... het meisje haar hart over dierenleed.

Johan (rennen, vt) vroeger vaak weg!

De bouwvakker (verbouwen, tt) ons huis.

De schoonmaakster heeft de wasbak (poetsen, vd)

Wat is juist?

1. yogaopleiding
2. yoga-opleiding

Wat is juist?

1. smsberichtje
2. sms-berichtje

Wat is juist?

1. autostoeltje
2. auto-stoeltje

Wat is juist?

1. Nieuw zeelander
2. Nieuw Zeelander
3. Nieuw-Zeelander
4. Nieuw-zeelander

Wat is juist?

1. tvzender
2. tv-zender

Wat is juist?

1. exmedewerker
2. ex-medewerker

De enquete/enquête is door de leerlingen opgesteld.

1. enquete
2. enquête

.........., daar kan ik me nu wel bij neerleggen.

1. Oké
2. oke
3. okee

Wat is juist?

1. carriére
2. carrière

Wat is juist?

1. logés
2. logées
3. logeés
4. logees