Herhaling Water 2.1 & 2.2

Welkom
Mobiel uit en in de tas
Ga rustig op je eigen plek zitten
Zorg dat schrift en etui op tafel liggen
Ipad nog even in je tas laten
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Mobiel uit en in de tas
Ga rustig op je eigen plek zitten
Zorg dat schrift en etui op tafel liggen
Ipad nog even in je tas laten

Slide 1 - Diapositive

Lesplan
Herhaling H3 water § 3.1 en § 3.2
Extra uitleg
Opdrachten nakijken 
Afsluiten; hoe is het deze les gegaan?

Slide 2 - Diapositive

Hoofdstuk 3: WATER
Herhaling § 3.1 en § 3.2

Slide 3 - Diapositive

Wat weet je nog?
Fasen en deeltjes model, hoe zat dat?

Slide 4 - Diapositive

Wat weet je nog?
Verschil waterdamp, nevel en stoom?

Slide 5 - Diapositive

De leerdoelen bij h3.1 waren:
-Onderscheid maken tussen de drie fasen.
-Verschillende soorten neerslag noemen.
-Uitleggen waarom ijs drijft op water.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Welke vragen waren lastig?
Vraag 8:
  • a-In welke fase is het water bij A?
  • b-In welke fase ishet water bij B?
  •  c-  Hete waterdamp wordt ook                                                                  stoom genoemd. Waar is het                                                                      water stoom, bij A of bij B?                                                                                                                                                              

Slide 10 - Diapositive

Uitwerking:
 a Het water is in de gasvormige fase omdat je het niet kunt zien. 
 b Het water is in de vloeibare fase. Je ziet de kleine, in de lucht zwevende waterdruppels als een wolkje. 
 c Het water is stoom bij A. Stoom bestaat uit waterdamp en is dus onzichtbaar. 

Slide 11 - Diapositive

Temperatuur § 3.2
thermometers
(Celsius)

Slide 12 - Diapositive

De leerdoelen bij 3.2 waren:
  • Je weet hoe je de temperatuur van de lucht om je heen kunt meten.
  • Je kunt de onderdelen van een vloeistofthermometer benoemen en uitleggen hoe
deze werkt. 
  • Je kunt uitleggen wat de Celsiusschaal en het meetbereik van een thermometer zijn.
  • Je kunt een thermometer voorzien van een schaalverdeling in graden Celsius.
  • Je weet dat het smeltpunt van ijs (het vriespunt van water) 0 °C is en het kookpunt van water 100 °C.
Voor vwo ook:
  • Je kunt uitleggen hoe je met een datalogger meet hoe de temperatuur in een bepaalde tijd verandert.

Slide 13 - Diapositive

Wat weet je al?
Kun je met je zintuigen de temperatuur bepalen?

Slide 14 - Diapositive

Wat weet je al?
Wat is de grootheid en eenheid bij temperatuur?

Slide 15 - Diapositive

Wat weet je al?
Wat bedoelen we met het meetbereik?
En met de schaalverdeling?

Slide 16 - Diapositive

Wat weet je al?
Welke thermometer is nauwkeuriger en waarom?
De koortsthermometer of de oventhermometer?


Slide 17 - Diapositive

Je kunt een thermometer voorzien van een schaalverdeling in graden Celsius.
-Welke twee ijkpunten gebruik je?
-Stel dat de afstand tussen die twee ijkpunten 16 cm is. Bij welke afstand zet je dan de temp van 50 graden? 
En 10 graden? 
En 20 graden? 

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Nu Quiz
Paak rustig je I-pad
we gaan zo beginen

Slide 20 - Diapositive


Wat is geen fase van een stof ?
A
vast
B
gas
C
vloeibaar
D
water

Slide 21 - Quiz

Hoe komt het dat een stof verschillende fasen heeft ?
A
doordat moleculen veranderen
B
door de temperatuur
C
doordat moleculen verschillend bewegen
D
door de luchtdruk

Slide 22 - Quiz

Wat is de juiste stelling ?
A
cohesie is dat moleculen in een stof elkaar aantrekken
B
cohesie is dat een stof blijft 'plakken' aan een andere stof
C
adhesie is wanneer je een stof mengt met een andere stof
D
adhesie is het tegenovergestelde van cohesie

Slide 23 - Quiz

Welke vloeistof zit er tegenwoordig in de meeste thermometers ?
A
kwik
B
alcohol
C
Water met een kleurtje
D
rode infra

Slide 24 - Quiz

Van welk principe maakt een thermometer gebruik ?
A
van smeltend ijs in water
B
van het principe: meten is weten
C
uitzetting
D
warmte geleiding

Slide 25 - Quiz

Waar is de stijging van een thermometer van afhankelijk ?
A
van de temperatuur natuurlijk
B
van de luchtdruk
C
of je koorts hebt
D
van de breedte van de buis en de temperatuur

Slide 26 - Quiz

Hoe noem je de 'streepjes' en getallen op een thermometer ?
A
de meetwaardes
B
de temperatuur in graden Celsius
C
ijkwaarden
D
schaalverdeling

Slide 27 - Quiz

Een thermometer met een bereik van 35 t/m 42 graden Celsius heeft een
A
groot reservoir en grote schaalverdeling
B
nauwe stijgbuis en kleine schaalverdeling
C
groot reservoir en nauwe stijgbuis
D
gevoelige vloeistof en kleine schaalverdeling

Slide 28 - Quiz

Wat is het koudste ?
A
10 graden celsius
B
80 graden Fahrenheit
C
273 Kelvin

Slide 29 - Quiz

Meneer Celsius maakte de voor ons bekende thermometer met hulp van
A
Meneer Fahrenheit
B
ijs
C
zijn lichaamstemperatuur en het koudste wat hij had in zijn laboratorium
D
smeltend ijs in water dat hij 0 graden noemde

Slide 30 - Quiz

Hoe noem je de 'streepjes' en getallen op een thermometer ?
A
de meetwaardes
B
de temperatuur in graden Celsius
C
ijkwaarden
D
schaalverdeling

Slide 31 - Quiz

Waar is de stijging van een thermometer van afhankelijk ?
A
van de temperatuur natuurlijk
B
van de luchtdruk
C
of je koorts hebt
D
van de breedte van de buis en de temperatuur

Slide 32 - Quiz

Van welk principe maakt een thermometer gebruik ?
A
van smeltend ijs in water
B
van het principe: meten is weten
C
uitzetting
D
warmte geleiding

Slide 33 - Quiz

Ben jij tevreden over deze les?
A
Ja
B
Nee

Slide 34 - Quiz

Zelfstandig werken
  • Controleer of alle opgaven van 2.1 gedaan zijn? Zo niet dan maken.
  • Controleer of alle opgaven van 2.2 gedaan zijn? Zo niet dan maken.

Slide 35 - Diapositive

Tevreden met het resultaat?
Genoteerd wat je thuis gaat doen?  
Pak dan je tas in en wacht nog even rustig tot het tijd is.

Slide 36 - Diapositive