leçon 36_la date

leçon 36
Bonjour !
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

leçon 36
Bonjour !

Slide 1 - Diapositive

Le programme :
        Aujourd'hui (=vandaag) :
  • Écouter la nouvelle chanson sur D'Accord
  • Apprendre à dire la date
leçon 36

Slide 2 - Diapositive

D'accord
Chapitre 3 > 3.1 > 6 + 7 + 8

Slide 3 - Diapositive

C'est quelle date ?
La date 

Slide 4 - Diapositive

Welke Franse woorden ken je al die met de datum te maken hebben? (zoals dagen en maanden?)

Slide 5 - Diapositive

les jours de la semaine
Écris dans ton cahier ou à la page 52 de ton supplément !
Schrijf ze op in jouw schrift of op bladzijde 52 van jouw supplement.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Slide 8 - Diapositive

Les jours de la semaine

LUNDI
MARDI
MERCREDI
JEUDI
VENDREDI
SAMEDI
DIMANCHE

Slide 9 - Diapositive

1 - De dagen

maandag      = lundi

dinsdag        = mardi

woensdag   = mercredi

donderdag  = jeudi

vrijdag           = vendredi

zaterdag       = samedi

zondag          = dimanche



Slide 10 - Diapositive

les mois de l'année
Écris dans ton cahier ou à la page 52 de ton supplément !
Schrijf ze op in jouw schrift of op bladzijde 52 van jouw supplement.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Diapositive

2 - De maanden

januari       = janvier                 juli                 = juillet

februari     = février                 augustus    = août

maart         = mars                    september = septembre

april            = avril                      oktober        = octobre

mei             = mai                       november   = novembre

juni             = juin                       december   = décembre







Slide 14 - Diapositive

3 - De datum met dag
meteen een gewoon getal, behalve bij de eerste van de maand > premier:

- lundi 22 mai

- mardi 14 avril

- dimanche 1er (premier) septembre


Slide 15 - Diapositive

4 - De datum zonder dag
meteen een gewoon getal, behalve bij de eerste van de maand EN je zet er le voor:


- le 22 mai

- le 14 avril
- le 1er (premier) septembre

Slide 16 - Diapositive

5 - Het woordje 'op'

Op 15 mei ga ik naar het circus.

                                     Le 15 mai, je vais au cirque.

Op vrijdag 14 juli begint de vakantie.

                                     Vendredi 14 juillet, les vacances commencent.


Het woordje op wordt in het Frans niet vertaald.



Slide 17 - Diapositive

woensdag 19 september
A
mercredi 19 september
B
vendredi 19 septembre
C
le 19 septembre
D
mercredi 19 septembre

Slide 18 - Quiz

vrijdag 2 mei
A
jeudi 2 mars
B
le 2 mars
C
le 2 mai
D
vendredi 2 mai

Slide 19 - Quiz

op 10 februari
A
10 février
B
sur 10 février
C
dans 10 février
D
le 10 février

Slide 20 - Quiz

15 juni
A
15 juin
B
le 15 juin
C
15 juni
D
le 15 juni

Slide 21 - Quiz

Écrivez en lettres :
op 1 november

Slide 22 - Question ouverte

Écrivez en lettres :
vrijdag 31 oktober

Slide 23 - Question ouverte

Écrivez en lettres :
2 augustus

Slide 24 - Question ouverte

les saisons

Slide 25 - Diapositive

Les saisons
Seizoen
Vertaling
Hoe zeg je: in de ...
De herfst
L'automne
En automne
De winter
L'hiver
En hiver
De lente
Le printemps
Au printemps
De zomer
L'été
En été

Slide 26 - Diapositive

Les devoirs:
  • SUPPLÉMENTS INLEVEREN 
  • Apprendre: StudyGo liste 3-3 N-F

!

Slide 27 - Diapositive