Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Thema 3 Genetica
BS7 -opvoeding of aanleg
Slide 1 - Diapositive
leerdoelen BS7
Slide 2 - Diapositive
begrippen BS7
tweelingonderzoek
epigenetica
nature vs. nurture
Slide 3 - Diapositive
nature vs. nurture
dit draait om hoe
het genotype bijdraagt
aan het fenotype
Slide 4 - Diapositive
Nature-nurture
Fenotype = milieu + genotype
Welke speelt een grotere rol?
Herhaling in generaties van: alcoholisme, huiselijkgeweld en misbruik.
Maar ook: creativiteit, verlegenheid, rekenvaardigheid.
Slide 5 - Diapositive
Nature vs nurture
De nature-nurturediscussie gaat over het gegeven dat de rol van opvoeding en aanleg moeilijk te bepalen is als het gaat om bijvoorbeeld schoolprestaties of sportprestaties.
Tweelingonderzoek kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren.
Slide 6 - Diapositive
Waarom is onderzoek aan tweelingen zo interessant voor het nature/nurture debat?
Bij een-eiige tweelingen is zowel nature als nurture identiek (zelfde genotype)
Bij twee-eiige tweelingen is nature verschillend, nurture identiek.
Verschillen tussen een-eiiige tweelingen zijn dus het gevolg van nature.
Door tweelingonderzoek probeert men meer zicht te krijgen op de invloed die het genotype heeft en welke invloed milieufactoren hebben op het fenotype.
Slide 7 - Diapositive
Nature (aanleg) versus nurture (opvoeding)
Tweelingonderzoek
Slide 8 - Diapositive
tweelingenonderzoek
waarom zouden deze interessant zijn?
Slide 9 - Diapositive
Nature (aanleg) versus nurture (opvoeding)
Tweelingonderzoek
verschillen tussen eeneiige tweelingen komen door de omgeving.
Slide 10 - Diapositive
tweelingonderzoek is niet onomstreden...
Slide 11 - Diapositive
stukje geschiedenis
Joseph Mengele - WOII
gruwelijk tweelingonderzoek in Auschwitch
tweelingen aan elkaar naaien
verwijderen geslachtsorganen
injecteren chemische / biologische stoffen
amputaties
...
na de oorlog nog doorgegaan in Argentinië
Slide 12 - Diapositive
beïnvloeden van fenotype
Slide 13 - Diapositive
epigenetica
omgeving mechanismen die
er voor zorgen dat een
genen actief of juist
inactief zijn
-> methylgroepen aan het
DNA
voorbeeld: Igfr2 -> bij voedsel te kort wordt actieve sneller doorgegeven -> lijdt tot overgewicht, hartziekten, diabetes
Slide 14 - Diapositive
voorbeeld methylation
Slide 15 - Diapositive
heeft nature of nurture een groter effect op het fenotype van een organisme?
A
nature
B
nurture
Slide 16 - Quiz
Hoe kun je het nature-nurture vraagstuk onderzoeken bij mensen?
A
door iemand niet op te voeden
B
door iemands DNA uit te schakelen
C
door broers en zussen te bestuderen
D
door eeneiïge tweelingen te bestuderen
Slide 17 - Quiz
Hebben deze mensen hetzelfde genotype en fenotype?
A
Zelfde genotype / zelfde fenotype
B
Zelfde genotype / verschillend fenotype
C
Verschillend genotype / zelfde fenotype
D
Verschillend genotype / Verschillend fenotype
Slide 18 - Quiz
Is krullend haar genotype of fenotype?
A
Genotype
B
Fenotype
Slide 19 - Quiz
Kunnen genotype en fenotype hetzelfde zijn?
A
Ja, genotype en fenotype zijn altijd hetzelfde.
B
Het hangt af van het organisme.
C
Nee, genotype en fenotype zijn niet hetzelfde.
D
Het hangt af van de omgeving.
Slide 20 - Quiz
Verschil genotype en fenotype is:
A
Het genotype is alles wat je ziet (uiterlijk) en het fenotype is alles wat op de genen ligt.
B
Het fenotype is alles wat je ziet (uiterlijk) plus alles wat op je genen ligt beschreven.
C
Het fenotype is alles wat je ziet van het genotype (uiterlijk) + veranderingen door het milieu.
D
Het genotype is alles wat op je genen ligt + de veranderingen van je fenotype erbij.
Slide 21 - Quiz
Genotype of Fenotype? Dit geef je door aan je kinderen.
A
Genotype
B
Fenotype
Slide 22 - Quiz
Genotype of Fenotype? Iemand heeft blauwe ogen.
A
Genotype
B
Fenotype
Slide 23 - Quiz
Als na de geboorte niet duidelijk is of een tweeling eeneiig of twee-eiig is, wordt soms wat bloed uit beide navelstrengen onderzocht om de bloedgroep van de baby’s te bepalen. Bij zo’n onderzoek blijkt dat één van de baby’s bloedgroep A heeft en de ander bloedgroep B. Beide baby’s zijn meisjes. Zijn deze twee meisjes een eeneiige of een twee-eiige tweeling? Of is dat niet te zeggen?
A
een eiïg
B
twee-eiïg
C
dat is niet te zeggen
Slide 24 - Quiz
Het nut van onderzoek bij 1-eiïge tweelingen is:
A
fenotype en genotype zijn identiek
B
genotype is af te leiden uit het fenotype
C
genetisch gelijk, dus verschillen komen door milieu
D
Milieuomstandigheden doen niet ter zake
Slide 25 - Quiz
Waarom deed Mengele zijn onderzoek in tweelingen?
A
Omdat je van tweelingen twee hebt mocht er 1 dood gaan.
B
Omdat tweelingen er hetzelfde uit zien.
C
Omdat tweelingen genetisch gelijk zijn maar hun fenotype niet.
D
Omdat tweelingen genetisch gelijk zijn en hij zo het effect van zijn experimenten op 1 kon testen en zo goed verschillen kon laten zien.