donderdag rekenen

1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

34 + 34 =
A
68
B
0
C
58
D
1

Slide 2 - Quiz

Een kaartje voor het circus kost 7 euro. De vader van Tristan bestelt op internet 4 kaartjes voor de hele familie. Hoeveel euro moet hij betalen?
A
11
B
3
C
28
D
14

Slide 3 - Quiz

Wat is het kleinste getal?

A
300
B
111
C
233
D
123

Slide 4 - Quiz

Wat is het grootst getal?
A
1001
B
999
C
1101
D
1111

Slide 5 - Quiz

Het dubbele van 23 =
A
46
B
11
C
92
D
45

Slide 6 - Quiz

924 - 236 =
A
788
B
588
C
688
D
888

Slide 7 - Quiz

12 X 6 =
A
84
B
66
C
82
D
72

Slide 8 - Quiz

De helft van 66
A
6
B
34
C
33
D
32

Slide 9 - Quiz

In de klas van Kai zitten 20 kinderen. Ze zitten in 5 even grote groepjes. Hoeveel kinderen zitten er in elk groepje?
A
5
B
4
C
100
D
25

Slide 10 - Quiz

Welke dag was het gisteren?
A
donderdag
B
woensdag
C
vrijdag
D
dinsdag

Slide 11 - Quiz

Welke maand is het?
A
september
B
januari
C
maart
D
oktober

Slide 12 - Quiz

4 X 4 X 4 =
A
12
B
72
C
64
D
20

Slide 13 - Quiz

90 : 10 =
A
9
B
100
C
80
D
900

Slide 14 - Quiz

Jay heeft een plank van 1 meter. Hij zaagt er 44 centimer af. Hoeveel centimeter is de plank dan?
A
144
B
3
C
44
D
56

Slide 15 - Quiz

Hoeveel minuten is 1 uur?
A
15
B
kwartier
C
60
D
10

Slide 16 - Quiz

2384
Hoeveel is de 3 waard?
A
3000
B
300
C
30
D
3

Slide 17 - Quiz

Een nachtje slapen in een huisje kost 9 euro. Twan wil graag 5 nachten blijven. Hoeveel moet hij betalen?
A
45
B
14
C
46
D
4

Slide 18 - Quiz

6 X 4 : 12 =
A
36
B
2
C
12
D
72

Slide 19 - Quiz

128 + 128 - 256 =
A
3
B
0
C
512
D
1024

Slide 20 - Quiz

Wat is het volgende getal:
21 - 24 - 27 - 30 - .....
A
57
B
14
C
33
D
27

Slide 21 - Quiz

Sam koopt een spel en een boek. Het spel kost 24 euro. Samen moet Sam 45 euro betalen. Hoeveel kost het boek?
A
69
B
2
C
14
D
21

Slide 22 - Quiz

Overmorgen is het ?
A
donderdag
B
zondag
C
zaterdag
D
vrijdag

Slide 23 - Quiz

28 : 6 =
A
4
B
4 rest 4
C
3
D
22

Slide 24 - Quiz

De vader van Leah is 20 jaar ouder dan Leah. Haar vader is 28 jaar. Hoe oud is Leah?
A
48
B
8
C
14
D
12

Slide 25 - Quiz