Meewerkend voorwerp
1 / 30
La durée de la leçon est: 60 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Ik kan het lijdend voorwerp in de zin benoemen.
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Sondage
Slide 3 - Diapositive
Inbrekers hebben vannacht mijn televisie gestolen.
Wat is het kernwoord?
Wat is het kernwoord?
Slide 4 - Question ouverte
Inbrekers hebben vannacht mijn televisie gestolen.
Wat is het gezegde?
Wat is het gezegde?
Slide 5 - Question ouverte
Inbrekers hebben vannacht mijn televisie gestolen.
Wat is het onderwerp (doener)?
Wat is het onderwerp (doener)?
Slide 6 - Question ouverte
Inbrekers hebben vannacht mijn televisie gestolen.
Wat is het lijdend voorwerp (ondergaander)?
Wat is het lijdend voorwerp (ondergaander)?
Slide 7 - Question ouverte
Dat wisten de dorpelingen al een hele tijd.
Wat is het kernwoord?
Wat is het kernwoord?
Slide 8 - Question ouverte
Dat wisten de dorpelingen al een hele tijd.
Wat is het gezegde?
Wat is het gezegde?
Slide 9 - Question ouverte
Dat wisten de dorpelingen al een hele tijd.
Wat is het onderwerp (doener)?
Wat is het onderwerp (doener)?
Slide 10 - Question ouverte
Dat wisten de dorpelingen al een hele tijd.
Wat is het lijdend voorwerp (ondergaander)?
Wat is het lijdend voorwerp (ondergaander)?
Slide 11 - Question ouverte
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Die overtreding kostte hem een gele kaart.
Wat is het kernwoord?
Wat is het kernwoord?
Slide 15 - Question ouverte
Die overtreding kostte hem een gele kaart.
Wat is het gezegde?
Wat is het gezegde?
Slide 16 - Question ouverte
Die overtreding kostte hem een gele kaart.
Wat is het onderwerp (doener)?
Wat is het onderwerp (doener)?
Slide 17 - Question ouverte
Die overtreding kostte hem een gele kaart.
Wat is het lijdend voorwerp (ondergaander)?
Wat is het lijdend voorwerp (ondergaander)?
Slide 18 - Question ouverte
Die overtreding kostte hem een gele kaart.
Wat is het meewerkend voorwerp (ontvanger)?
Wat is het meewerkend voorwerp (ontvanger)?
Slide 19 - Question ouverte
Hij liet haar zijn website zien.
Wat is het kernwoord?
Wat is het kernwoord?
Slide 20 - Question ouverte
Hij liet haar zijn website zien.
Wat is het gezegde?
Wat is het gezegde?
Slide 21 - Question ouverte
Hij liet haar zijn website zien.
Wat is het onderwerp (doener)?
Wat is het onderwerp (doener)?
Slide 22 - Question ouverte
Hij liet haar zijn website zien.
Wat is het lijdend voorwerp (ondergaander)?
Wat is het lijdend voorwerp (ondergaander)?
Slide 23 - Question ouverte
Hij liet haar zijn website zien.
Wat is het meewerkend voorwerp (ontvanger)?
Wat is het meewerkend voorwerp (ontvanger)?
Slide 24 - Question ouverte
Heb je voor mij ook een blikje meegebracht?
Wat is het kernwoord?
Wat is het kernwoord?
Slide 25 - Question ouverte
Heb je voor mij ook een blikje meegebracht?
Wat is het gezegde?
Wat is het gezegde?
Slide 26 - Question ouverte
Heb je voor mij ook een blikje meegebracht?
Wat is het onderwerp (doener)?
Wat is het onderwerp (doener)?
Slide 27 - Question ouverte
Heb je voor mij ook een blikje meegebracht?
Wat is het lijdend voorwerp (ondergaander)?
Wat is het lijdend voorwerp (ondergaander)?
Slide 28 - Question ouverte
Heb je voor mij ook een blikje meegebracht?
Wat is het meewerkend voorwerp (ontvanger)?
Wat is het meewerkend voorwerp (ontvanger)?
