APlus 3 unité 2 overtreffende trap

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Haute patisserie
100 créations par les meilleurs chefs patissiers.
Top banketbakkerij door de beste banketbakkers. 

Slide 3 - Diapositive

Le billet d'avion le moins cher. 

Slide 4 - Diapositive

Overtreffende trap - superlatif

TB - OUTILS P. 33 EN P. 37

Slide 5 - Diapositive

Overtreffende trap
le/la/les + PLUS + bijvoeglijk naamwoord

Yasmine est la plus intelligente
Paul est le plus grand fan
Les enfants les plus petits
Les filles les plus petites

Slide 6 - Diapositive

Vergrotende en overtreffende trap

Slide 7 - Diapositive

Le superlatif= De overtreffende trap
De plaats van de overtreffende trap is afhankelijk van de plaats van het betreffende bijvoeglijk naamwoord, Als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat, dan wordt het lidwoord herhaald. 


bijvoeglijk nmw ervoor
C'est le plus jeune membre de la famille
Hij is het jongste familielid
bijvoeglijk nmw erachter
Elles sont les filles les plus bavardes de la classe
Zij zijn de meest spraakzame meisjes van de klas. 

Slide 8 - Diapositive

Onregelmatige vorm
Bon (goed / lekker) heeft een onregelmatige vergrotende en overtreffende trap. 
vergrotende trap
overtreffende trap
overtreffende trap 
bon
meilleur(e)(s)

Sofie est meilleure que Joe en maths. 
le meilleur
les meilleurs

Paul est le meilleur au foot. 
la meilleure
les meilleures

Anne est la meilleure au foot.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

TB p. 18
Karol est plus grand que Karel = vergrotende trap

Slide 12 - Diapositive

De leukste trui
A
Le pull joli
B
Le pull plus joli
C
Le pull le plus joli
D
Les pulls les plus jolis.

Slide 13 - Quiz

De interessantste uitzending
A
L'émission intéressante la plus
B
L'émission la plus intéressante.
C
L'émission plus intéressante.
D
L'émission le plus intéressant.

Slide 14 - Quiz

De beste prijs
A
Meilleur prix
B
Le meilleur prix
C
Le plus bon prix
D
Le plus joli prix

Slide 15 - Quiz

Het mooiste cadeau
A
Le plus beau cadeau
B
Le cadeau le plus beau
C
Le meilleur cadeau
D
Le cadeau meilleur

Slide 16 - Quiz

A plus 3 unité 2 
WB p. 34 exercises 5, 6,7,8

timer
20:00

Slide 17 - Diapositive