1HV Grammatica Zinsdelen H4: Lijdend voorwerp
1 / 27
La durée de la leçon est: 60 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Ik weet al hoe ik het lijdend voorwerp in een zin kan vinden.
😒🙁😐🙂😃
Slide 5 - Sondage
Wat is de pv?
De leerlingen van klas 1F hebben van mevrouw Bouma een groot compliment gekregen.
De leerlingen van klas 1F hebben van mevrouw Bouma een groot compliment gekregen.
Slide 6 - Question ouverte
Waar staan de zinsdeelstrepen goed?
A
De leerlingen van klas 1F / hebben / van mevrouw Bouma / een groot compliment gekregen.
B
De leerlingen / van klas 1F / hebben / van mevrouw Bouma / een groot compliment / gekregen.
C
De leerlingen van klas 1F / hebben / van mevrouw Bouma / een groot compliment / gekregen.
D
De leerlingen van klas 1F / hebben / van mevrouw Bouma een groot compliment / gekregen.
Slide 7 - Quiz
Wat is het ow?
De leerlingen van klas 1F hebben van mevrouw Bouma een groot compliment gekregen.
De leerlingen van klas 1F hebben van mevrouw Bouma een groot compliment gekregen.
Slide 8 - Question ouverte
Wat hebben de leerlingen van klas 1F gekregen?
De leerlingen van klas 1F / hebben / van mevrouw Bouma / een groot compliment / gekregen.
De leerlingen van klas 1F / hebben / van mevrouw Bouma / een groot compliment / gekregen.
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Wat is het lv?
Bruno / drinkt / een glas water.
Bruno / drinkt / een glas water.
Slide 15 - Question ouverte
Wat is het lv?
Maya / heeft / haar fiets / uit de schuur / gepakt.
Maya / heeft / haar fiets / uit de schuur / gepakt.
Slide 16 - Question ouverte
Wat is het lv?
Fred / doet / peper en zout / op zijn gebakken ei.
Fred / doet / peper en zout / op zijn gebakken ei.
Slide 17 - Question ouverte
Wat is het lv?
Op het feest / hebben / we / gebak / gegeten.
Op het feest / hebben / we / gebak / gegeten.
Slide 18 - Question ouverte
Slide 19 - Diapositive
Wat is de pv?
De oude mensen zouden in het bejaardenhuis een hoop lawaai hebben gemaakt.
De oude mensen zouden in het bejaardenhuis een hoop lawaai hebben gemaakt.
Slide 20 - Question ouverte
Neem de zin over en zet zinsdeelstrepen.
De oude mensen zouden in het bejaardenhuis een hoop lawaai hebben gemaakt.
De oude mensen zouden in het bejaardenhuis een hoop lawaai hebben gemaakt.
Slide 21 - Question ouverte
Wat is het ow?
De oude mensen zouden in het bejaardenhuis een hoop lawaai hebben gemaakt.
De oude mensen zouden in het bejaardenhuis een hoop lawaai hebben gemaakt.
Slide 22 - Question ouverte
Wat is het wg?
De oude mensen zouden in het bejaardenhuis een hoop lawaai hebben gemaakt.
De oude mensen zouden in het bejaardenhuis een hoop lawaai hebben gemaakt.
Slide 23 - Question ouverte
Wat is het lv?
De oude mensen zouden in het bejaardenhuis een hoop lawaai hebben gemaakt.
De oude mensen zouden in het bejaardenhuis een hoop lawaai hebben gemaakt.
Slide 24 - Question ouverte
Ik kan het lijdend voorwerp (lv) in een zin vinden.
😒🙁😐🙂😃
Slide 25 - Sondage
Welke vraag/vragen heb je nog?
