blok 4

blok 4
De schoonheidssalon
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

blok 4
De schoonheidssalon

Slide 1 - Diapositive

lesdoelen blok 4
  • Je kunt de taken  van een schoonheidsspecialiste opnoemen
  • Je kunt informatie op allerlei manieren overzichtelijk en efficiënt verzamelen, ordenen en weergeven
  • Je kunt uitleggen wat  bedrijfshygiëne en persoonlijke hygiëne is
  • Je kunt uitleggen wat verzorgende badproducten zijn
  • Je kunt vertellen welke  huidsoorten er zijn
  • Je kunt vertellen wat badculturen zijn







Slide 2 - Diapositive

Welke woorden horen bij het vak van schoonheidsspecialist?

Slide 3 - Carte mentale

De schoonheidssalon

Slide 4 - Diapositive

Goed verzorgde salon

  • bedrijfshygiëne is op orde;
  • materialen voor de ramen en op de vloer zijn makkelijk schoon te houden;
  • kleuren en materialen op elkaar afgestemd/ goede verlichting ( zicht en sfeer)
  • verrijdbare meubels;
  • wasbare stoelovertrekken
  • schoon sanitair
  • veilige apparatuur/ regelmatig schoongemaakt/ werking regelmatig gecontroleerd.

Slide 5 - Diapositive

Bedrijfshygiëne in de salon

  • dagelijks schoonmaken, materialen reinigen/ desinfecteren, meubels stofvrij maken, vloer schoonmaken.
  • ventileren voor aangename temperatuur en frisse lucht
  • bij iedere klant schoon textiel.
  • bij iedere wasbak schoon gastendoekje en desinfecterende zeep
  • Je let op producthygiëne: houdbaarheid, producten goed afsluiten.
  • behandelingen hygiënisch uitvoeren met gedesinfecteerde materialen.
  • goede persoonlijke verzorging.
  • geen kauwgom in je mond.
  • monddoekje als je verkouden bent.

Slide 6 - Diapositive

Hygiëne 
&
schoonmaken

Slide 7 - Diapositive

Algemene hygiëne : dagelijkse handelingen om gezond te blijven, zoals het wassen van groenten en fruit.
  
Bedrijfshygiëne: schoonhouden van bedrijfsruimten en omgaan met
bedrijfsafval.

Persoonlijke hygiëne: jezelf verzorgen, douchen, tanden poetsen
Vuil en schoon zijn betrekkelijke begrippen. Hangt af van het gebruik.

Ruwschoon: werkplaats, aangeveegd, hier en daar nog wat vuil.
Huishoudelijk schoon: ergens een stofje, niet te veel

Smetschoon: vrij van micro-organismen.

Slide 8 - Diapositive

Je ziet hieronder 3 afbeeldingen. 
Sleep de juiste afbeelding naar de bijbehorende schoonmaakgraad.
huishoudelijk schoon
smetschoon
ruwschoon

Slide 9 - Question de remorquage

Hoe vaak maak je schoon? ( schoonmaakfrequentie)

  • Een ruimte die je veel gebruikt, wordt sneller vuil
  • Hoe meer mensen de ruimte gebruiken, hoe sneller vuil
  • gebruikersdiscipline ( gedrag)
  • wel of geen huisdieren (verharen, verliezen veertjes, vuile poten)
Soorten vuil

Zichtbaar vuil
losliggend vuil: stof, zand, een propje papier;
licht gehecht of aangekleefd vuil: limonadevlekken, melk;
sterk gehecht of ingedrongen vuil: koffievlekken, vetvlekken, viltstiftvlekken,
wijnvlekken, kalkaanslag, kauwgom;
Onzichtbaar vuil : bacteriën, virussen en schimmels.
Organisch vuil : plantaardig of dierlijk: bloed, olie, vet en huidschilfers.
Anorganisch vuil : dood of levenloos materiaal: kalkaanslag, roest



Slide 10 - Diapositive

Dagelijkse schoonmaak
Wekelijkse schoonmaak
Periodieke schoonmaak
Bovenop kasten schoonmaken
Glazen-wassen van pand
Legen van prullenbak

Slide 11 - Question de remorquage

Hieronder staan drie redenen waarom schoonmaken belangrijk is.
Sleep bij elke reden de schoonmaakactie die erbij past.


Afstoffen van de computer.
Etensresten verwijderen van het aanrecht. 
Je bureau opruimen en afstoffen.
Een schone ruimte is prettiger.
Schoonmaken bevordert de hygiëne.
Schoonmaken verlengt de levensduur van je interieur.

Slide 12 - Question de remorquage

schoonmaken 
Desinfecteren 
Steriliseren 
Afwassen van vuil met een reinigindsmiddel 
doden en verwijderen bacterien 
doden van microbacteriel leven 

Slide 13 - Question de remorquage

Hieronder staan enkele schoonmaakwerkzaamheden in de keuken. In welke volgorde voer je ze uit?

Lage keukenkastjes schoonmaken
ramen lappen
spinrag van plafond
vloer dweilen
aanrechtblad schoonmaken
1
2
3
4
5

Slide 14 - Question de remorquage

De juiste volgorde van schoonmaken

  • Je vergeet niets.
  • Je doet niets dubbel.
  • Je bespaart tijd.
  • Je werkt hygiënisch.
  • Je werkt ergonomisch
Schoonmaakregels:

  • Werk van schoon naar vuil.
  • Werk van boven naar beneden.
  • Begin altijd op een vast punt ( naar de deur toe te werken)
  • Werk van de zijkant naar het midden.
  • Combineer gelijke werkzaamheden.

Slide 15 - Diapositive

1
2
3
4
5
6
2
Wat is de juiste volgorde van schoonmaken? 

Slide 16 - Question de remorquage

Wat hoort bij wat?
Slaapkamer stofzuigen
Schoonmaken met een doek waarin schoonmaakmiddel is verwerkt
Ramen wassen
Oppervlak reinigen met alcohol
Nat schoonmaken
Droog schoonmaken
Desinfecteren
Klamvochtig schoonmaken

Slide 17 - Question de remorquage

Droog schoonmaken:

afstoffen, stofzuigen

Klamvochtig schoonmaken/ afnemen:
kleine hoeveelheid vocht ( water, stoomreinigen van vloerbedekking, olie bij
stofwissen van gladde vloeren.
 



Ramen zemen: spons, zeem, trekker en schoonmaakazijn.








Nat schoonmaken
ruim water gebruikt, eventueel met schoonmaakmiddel
  • dweilen;
  • moppen;
  • schrobben;
  • ramen zemen;
  • schoonmaken van sanitair.

Sanitair schoonmaken: Regelmatig schoonmaken vanwege micro-organismen
en kalkaanslag ( wastafels, kranen, bad, toiletpot en tegels in badkamer en toilet (natte ruimten).


Slide 18 - Diapositive

Schoonmaakmiddelen

  • reinigingsmiddelen; om vuil weg te halen.
  • onderhoudsmiddelen;
  • gecombineerde onderhouds- en reinigingsmiddelen;
  • desinfecteermiddelen;
  • vlekoplosmiddelen.
Natuurlijke reinigingsmiddelen: 
zeep, van plantaardig of dierlijk vet gemaakt,
goed afbreekbaar in het milieu/ in de vorm van blokjes (hard), in een kuipje
(zacht) of in een fles (vloeibaar)

Synthetische reinigingsmiddelen
uit aardolie en zuren gemaakt: 
Afwasmiddel/ Allesreiniger/ Sanitairreiniger/ Schuurmiddel ( vast of vloeibaar)/
Onderhoudsmiddelen/ Gecombineerde onderhouds-en reinigingsmiddelen/
Desinfecteermiddelen/ Vlekoplosmiddelen



Slide 19 - Diapositive

Met welk schoonmaakmiddel gebruik je om te dweilen?
A
Chloor
B
Allesreiniger
C
Afwasmiddel
D
Wasmiddel

Slide 20 - Quiz

Welk voorbeeld is een natuurlijk schoonmaakmiddel?
A
Allesreiniger
B
afwasmiddel
C
Spiritus
D
Groene zeep

Slide 21 - Quiz

Op een fles schoonmaakmiddel zit een kindveilige dop. Wat zegt dat over het schoonmaakmiddel?
A
Het is alleen gevaarlijk voor kinderen.
B
Het is een gevaarlijke stof
C
Je mag het niet gebruiken als er kinderen in de buurt zijn
D
Je moet handschoenen dragen als je ermee werkt

Slide 22 - Quiz

Synthetische schoonmaakmiddelen zijn beter voor het milieu
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Met wat voor schoonmaakmiddel verwijder je een hardnekkige vlek in de vloerbedekking
A
een onderhoudsmiddel
B
een desinfectiemiddel
C
een oplosmiddel
D
allesreiniger

Slide 24 - Quiz

Welk schoonmaakmiddel(en) is/ zijn biologisch afbreekbaar
A
Ossengalzeep
B
Chloor
C
Groene zeep
D
Soda

Slide 25 - Quiz

Synthetische reinigingsmiddelen zijn gemaakt van plantaardig of dierlijk vet
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Soda, bakpoeder ( baking soda) schoonmaakazijn, groene zeep: milieuvriendelijke, goedkope schoonmaakmiddelen

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Slide 29 - Lien

lesdoelen blok 4
  • Je kunt de taken  van een schoonheidsspecialiste opnoemen
  • Je kunt informatie op allerlei manieren overzichtelijk en efficiënt verzamelen, ordenen en weergeven
  • Je kunt uitleggen wat  bedrijfshygiëne en persoonlijke hygiëne is
  • Je kunt uitleggen wat verzorgende badproducten zijn
  • Je kunt vertellen welke  huidsoorten er zijn
  • Je kunt vertellen wat badculturen zijn







Slide 30 - Diapositive