GRAMMAR - Past Simple - positief, ontkenningen, vragen.

GRAMMAR 

Past Simple 

positief, ontkenningen, vragen
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

GRAMMAR 

Past Simple 

positief, ontkenningen, vragen

Slide 1 - Diapositive

THE PAST

  • Regelmatige werkwoorden: stam + ed
We walked to school yesterday. (to walk)
(?) Did we walk to school yesterday?
(-) We didn't walk to school yesterday.
  • Onregelmatige werkwoorden: 2e rijtje
I made a new video last weekend. (to make)
(?) Did I make a new video last weekend?
(-) I didn't make a new video last weekend.



to be (zijn):
I am  >  I was
you are  >  you were
she is  >  she was
he is  >  he was
it is  >  it was
we are  >  we were
they are  >  they were
The Past Simple = verleden tijd

Slide 2 - Diapositive

Welk werkwoord staat in de Past Simple (verleden tijd)?
A
looking
B
runs
C
bored
D
sang

Slide 3 - Quiz

Welke regel hoort bij de Past Simple (verleden tijd)?
A
ww + s
B
ww + ed
C
ww + ing
D
tweede rijtje van onregelmatige ww.

Slide 4 - Quiz

Dus...
Past Simple = verleden tijd
Is in het verleden gebeurd.

Regel:
ww + ed
of
2e rijtje in lijst van onregelmatige ww.

Slide 5 - Diapositive

Wat is de verleden tijd van het ww?
walk

Slide 6 - Question ouverte

Wat is de verleden tijd van het ww?
listen

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de verleden tijd van het ww?
change

Slide 8 - Question ouverte

Wat is de verleden tijd van het ww?
pay

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de verleden tijd van het ww?
drink

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de verleden tijd van het ww?
speak

Slide 11 - Question ouverte

Wat is de verleden tijd van het ww?
go

Slide 12 - Question ouverte

(?)   Vragen in de verleden tijd:

Dan gebruiken we het hulpje ‘did’.


He played  a game during class.
Did he play a game during class?

The audience laughed at his jokes.
Did the audience laugh at his jokes?

Mary bought a new jeans.
Did Mary buy a new jeans?
(-)   Ontkenningen in de verleden tijd:

Dan gebruiken we ook het hulpje ‘did’ met ‘not’ erbij.

He played a game during class.
He did not play a game during class.

The audience laughed at his jokes.
The audience did not laugh at his jokes.

Mary bought a new jeans.
Mary did not buy a new jeans.

Slide 13 - Diapositive

Dus…

Je moet ook 
vragen (?) en 
ontkenningen (-) 
kunnen maken in 
de verleden tijd.


Slide 14 - Diapositive

Maak een juiste vraag (?) van deze zin:
"Brad lived in Amsterdam."

Slide 15 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend (-):
"I liked maths."

Slide 16 - Question ouverte

Maak een juiste vraag (?) van deze zin:
"Her parents started a business."

Slide 17 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend (-):
"Susan cried last night."

Slide 18 - Question ouverte

Maak de zin ontkennend (-):
"They went to Spain."

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Lien

Slide 21 - Lien