symmetrisch formuleren en zinnen correct begrenzen

Formuleren
zinnen correct begrenzen

4 havo
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Formuleren
zinnen correct begrenzen

4 havo

Slide 1 - Diapositive

Doelen:
- Je kunt zinnen op de juiste manier begrenzen met leestekens. 
- Je weet wat het verschil is tussen een hoofdzin en een bijzin en je kunt dit ook benoemen.


Slide 2 - Diapositive

Wat is het verschil tussen hoofdzin en een bijzin?

Slide 3 - Question ouverte

Is het deel voor de komma een hoofdzin of een bijzin? Hoewel het morgen gaat regen, gaan we toch naar het buitenzwembad.
A
hoofdzin
B
bijzin

Slide 4 - Quiz

Is het deel achter de komma een hoofdzin of een bijzin? Ik ga morgen naar de bioscoop, tenzij het mooi weer wordt.
A
hoofdzin
B
bijzin

Slide 5 - Quiz

Is het deel achter de komma een hoofdzin of een bijzin? Omdat de auto stuk is, gaan we dit jaar met het vliegtuig op vakantie.
A
hoofdzin
B
bijzin

Slide 6 - Quiz

Voorkennis: zinnen correct begrenzen
  • verschil tussen een enkelvoudige en samengestelde zin
  • verschil tussen een hoofdzin en bijzin
  • verschil tussen onderschikkende en nevenschikkende voegwoorden
  • gebruik van hoofdletters en leestekens

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Is het deel achter de komma in de volgende zin een hoofdzin of een bijzin? Josh kaft zijn boeken, omdat hij ze netjes wil houden.
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 14 - Quiz

Is het deel achter de komma in de volgende zin een hoofdzin of een bijzin? Josh kaft zijn boeken, want hij wil ze netjes houden.
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 15 - Quiz

Is het deel achter de komma in de volgende zin een hoofdzin of een bijzin? Als Tom nu niet aan het werk gaat, gaat hij niet over.
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 16 - Quiz

Is het deel voor de komma in de volgende zin een hoofdzin of een bijzin? Terwijl Maartje aan het sporten was, had haar broertje haar kamer versierd.
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 17 - Quiz

Uitleg theorie
Het begrenzen van zinnen kan op twee manieren fout gaan:
  • Een (bij)zin die zinsdeel is in een samengestelde zin, wordt als losse zin gepresenteerd (losstaand zinsdeel).
  • Twee zelfstandige (hoofdzinnen) worden ten onrechte 'aan elkaar geplakt', soms gescheiden door komma's (zinnen ten onrechte samenvoegen).

Slide 18 - Diapositive

Losstaand zinsdeel
  • Op het kamp sneden de leerlingen de groenten. Terwijl hun docenten de macaroni kookten in grote pannen.*

  • Verbetering: Op het kamp sneden de leerlingen de groenten, terwijl hun docenten de macaroni kookten in grote pannen.

Slide 19 - Diapositive

Zinnen ten onrechte samenvoegen
  • Jaarlijks trekken grote aantallen Nederlandse vakantiegangers naar het buitenland, velen van hen verblijven daar in een tent of een caravan.

  • Twee hoofdzinnen kun je samenvoegen met nevenschikkende voegwoorden (en, want, maar, of, dus). Als er geen verbindingswoord wordt gebruikt, moet je twee hoofdzinnen van elkaar scheiden door een punt.


Slide 20 - Diapositive

Verbeter de zin: Jaarlijks trekken grote aantallen Nederlandse vakantiegangers naar het buitenland, velen van hen verblijven daar in een tent of een caravan.

Slide 21 - Question ouverte

En verder...
  • Plaats in het algemeen een komma voor 'maar, want, dus'. Begin een nieuwe hoofdzin bij voorkeur niet met 'En, Maar, Want'. 
  • Wanneer twee hoofdzinnen sterk samenhangen, kun je een puntkomma gebruiken. 
  • Als de tweede zin een toelichting of argument vormt bij de eerste zin, is ook een dubbele punt mogelijk. Je kunt een dubbele punt vervangen door een komma + 'want'.

Slide 22 - Diapositive

Wat heb je vandaag geleerd? Zou je extra uitleg willen over het juist begrenzen van zinnen?

Slide 23 - Question ouverte

Symmetrie 
Als iets niet symmetrisch is, dan zijn de verschillende onderdelen niet gelijk. Symmetrie = evenredig, gelijk aan vorm.  

Dat geldt ook voor de taal: als je iets opsomt, moeten alle onderdelen van die opsomming op dezelfde manier geformuleerd worden.


Slide 24 - Diapositive

zinnen symmetrisch formuleren en correct begrenzen

Men zegt dat het veel gaat regenen, maar ze zeggen zoveel.
De Duitser schijnt veel vlees te eten , maar de Amerikanen kunnen er ook wat van.




Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Ellen heeft haar baantje voor de gezelligheid en om geld te verdienen
A
goed
B
fout

Slide 27 - Quiz

Met je vrienden op vakantie gaan leidt tot een hechtere vriendschap of je krijgt schreeuwende ruzie
A
goed
B
fout

Slide 28 - Quiz

Darten dwingt je goed je verstand te gebruiken en goed te reageren
A
goed
B
fout

Slide 29 - Quiz

Veel mensen gebruiken een Sonjabakkerdieet voor de gezondheid en om af te vallen
A
goed
B
fout

Slide 30 - Quiz

Mijn mentor zei dat ik voor toetsen langer moet leren en mijn huiswerk beter moet maken
A
goed
B
fout

Slide 31 - Quiz

Als je topsporter wilt worden, zijn doorzetten, talent, goede begeleiding en dat je ouders je steunen belangrijk.
A
Wel symmetrie
B
Geen symmetrie

Slide 32 - Quiz