Oefentoets 9.2 en 9.3

Oefentoets 9.2 en 9.3
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets 9.2 en 9.3

Slide 1 - Diapositive

Longen
Nieren
Huid
Uitscheiding koolstofdioxide
Uitscheiding Water en zouten
Opslag vet

Slide 2 - Question de remorquage

Wat is de functie van uitscheidingsorganen?
A
overbodige stoffen in de lymfe worden opgenomen
B
Enzymen en andere stoffen uit het lichaam verwijderd worden.​
C
enzymen en andere stoffen in het bloed worden opgenomen
D
schadelijke en overbodige stoffen uit het lichaam verwijderd worden.​

Slide 3 - Quiz

Noem alle uitscheidingsorganen?
A
huid, longen, lever & nieren
B
darm, huid & navel
C
huid, oren & neus
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 4 - Quiz

Wat is er aan de hand bij iemand met suikerziekte?
A
Deze persoon maakt onvoldoende insuline aan
B
Deze persoon maakt teveel insuline aan

Slide 5 - Quiz

Bij suikerziekte is de hoeveelheid glucose .....
A
in de cellen te hoog
B
wordt er te weinig glucagon gemaakt
C
in het bloed hoog
D
zijn de alfa-cellen in de pancreas uitgeput

Slide 6 - Quiz

Suikerziekte wordt ook wel .... genoemd
A
COPD
B
diabetes
C
obesitas
D
dementie

Slide 7 - Quiz

Insuline
Glucagon
Glucose-gehalte stijgt
Glucose-gehalte daalt

Slide 8 - Question de remorquage

Hoe heeft het hormoon die nodig is om van glucose, glycogeen te maken.
A
glucagon
B
insuline

Slide 9 - Quiz

Wat maakt insuline?
En wat is het effect van insuline?
A
Alvleesklier - Glucose wordt omgezet in Glycogeen
B
Alvleesklier - Glycogeen wordt omgezet in Glucose
C
Schildklier - Glucose wordt omgezet in Glycogeen
D
Schilklier - Glycogeen wordt omgezet in Glucose

Slide 10 - Quiz

Bij een hoog insulinegehalte in je lichaam..
A
gaat de hoeveelheid glucose in je bloed dalen
B
gaat de hoeveelheid glucose in je bloed stijgen

Slide 11 - Quiz

Wat is geen functie van de huid?
A
beschermen tegen ziekteverwekkers
B
waarnemen van warmte, kou, pijn en druk
C
zuurstof opnemen en koolstofdioxide uitscheiden
D
helpen bij het regelen van de lichaamstemperatuur

Slide 12 - Quiz

Verbind de juiste namen bij de onderdelen van de huid.
Lederhuid
Opperhuid
Hoornlaag
Kiemlaag

Slide 13 - Question de remorquage

Het is koud. Wat gebeurt er met de bloedvaten in je huid en met de haartjes op de huid?
A
Bloedvaten -> Wijder Haartjes -> Rechtop
B
Bloedvaten -> Nauwer Haartjes -> Rechtop
C
Bloedvaten -> Wijder Haartjes -> Plat
D
Bloedvaten -> Nauwer Haartjes -> Plat

Slide 14 - Quiz

Wat gebeurt er in je huid als je het te warm hebt?
A
Je gaat meer zweten en je bloedvaten vernauwen
B
Je gaat meer zweten en je bloedvaten verwijden
C
Je gaat minder zweten en je bloedvaten vernauwen
D
Je gaat minder zweten en je bloedvaten verwijden

Slide 15 - Quiz