3M - Les 4 P3: werden + start perfekt

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 4

Deutsch

Les 4:

- das Verb werden

- das Perfekt 

Heute

voorbereiding voor les 4:
maken: opdr. 1 t/m 9 van §5.2

leren: woordjes Lernbox 1 en 2

Verwerkingsopdrachten na les 4:
maken: opdr. 10 & 11 van §5.2
maken: opdr. 1 t/m 7 van §5.3

leren: woordjes Lernbox 3

Let op: Kapitel 4 slaan we dus over

werden -> betekenis (1)

worden

• Morgen werde ich 16.
• Ich will später Lehrerin werden.
• Mein nächstes Fahrrad wird blau.
• Ich werde verrückt!

uitleg

werden -> betekenis (2)

zullen, gaan ..., van plan zijn

• Das werde ich nicht machen. 
• Wir werden dich morgen besuchen. 
• Thomas wird seine Hausaufgaben machen. 
• Werdet ihr das Buch noch lesen?

uitleg

Ik word morgen 14.
Ich ... morgen 14.

1/8

1. werde
2. wirde
3. werd
4. wird

Zullen jullie lief zijn?
... ihr lieb sein?

2/8

1. Wirdet
2. Werd
3. Werdet
4. Werdt

Jij wordt later dierenarts.
Du ... später Tierarzt.

3/8

1. werdest
2. wirst
3. wirdst
4. wirdest

Thomas gaat ons helpen.
Thomas ... uns helfen.

4/8

1. werdet
2. wirst
3. werdest
4. wird

Word jij naar school gebracht?
... du zur Schule gebracht?

Ik ga mijn vader helpen.
Ich ... meinem Vater helfen.

Maria wordt beroemd.
Maria ... berühmt.

Samenvatting

uitzondering:  werden

werden:                                          

ich

du

er, sie, es

wir

ihr

sie, Sie

werde

wirst

wird

werden

werdet

werden

werden heeft 2 betekenissen:

1. worden
2. zullen/van plan zijn/gaan ...

Vertalen van gaan:

• werden = van plan zijn, zullen
• gehen = ergens naartoe

uitleg

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord duschen?

1. er hat geduscht
2. er hat geduschtet

Wat is de juiste du-vorm in Perfekt van het werkwoord 'glauben'?

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord 'antworten'?

wij hebben gestudeerd
wir haben ....

1. gestudiert
2. studiert

Wat is de juiste wij-vorm in Perfekt van het werkwoord 'organisieren'?

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord 'weglegen'?

1. er ist weglegt
2. er hat weglegt
3. er hat weggelegt
4. er hat geweglegt

Wat is de juiste ik-vorm in Perfekt van het werkwoord 'benutzen'?

Heute

voorbereiding voor les 4:
maken: opdr. 1 t/m 9 van §5.2

leren: woordjes Lernbox 1 en 2

Verwerkingsopdrachten na les 4:
maken: opdr. 10 & 11 van §5.2
maken: opdr. 1 t/m 7 van §5.3

leren: woordjes Lernbox 3

Let op: Kapitel 4 slaan we dus over