3bk - Les 1 P4: woordenschat en spreekopdracht

Les 1 P4
- spreekopdrachten
- schrijfopdrachten

- woordjes + grammatica
Kapitel 5
Kapitel 6
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Les 1 P4
- spreekopdrachten
- schrijfopdrachten

- woordjes + grammatica
Kapitel 5
Kapitel 6

Slide 1 - Diapositive

Heute
voorbereiding voor les 1:
geen

Verwerkingsopdrachten na les 1:
maken: spreekopdracht 5
leren: woordenschat Kapitel 5 (L1, 2 en 3) 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

de Zolder
A
das Oberzimmer
B
das Erdgeschoss
C
das Dachgeschoss
D
der Dachboden

Slide 4 - Quiz

de gang
A
der Flur
B
der Gang
C
das Obergeschoss
D
das Zwischengeschoss

Slide 5 - Quiz

de kelders
3/8
A
die Kellers
B
die Keller
C
die Kellern
D
die Kellerer

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

spreekopdracht 5
wanneer? uiterlijk dinsdag 19 april

wat? een video met een presentatie over hoe je woont 
(opdr. 10 van §5.3)

Hoe? uploaden via SOM (lukt het niet? dan Teams)

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Lien

werden -> betekenis (1)
worden

  • Morgen werde ich 16.
  • Ich will später Lehrerin werden.
  • Mein nächstes Fahrrad wird blau.
  • Ich werde verrückt!

uitleg

Slide 13 - Diapositive

werden -> betekenis (2)
zullen, gaan ..., van plan zijn

  • Das werde ich nicht machen. 
  • Wir werden dich morgen besuchen. 
  • Thomas wird seine Hausaufgaben machen. 
  • Werdet ihr das Buch noch lesen?
uitleg

Slide 14 - Diapositive

Ik word morgen 14.
Ich ... morgen 14.
1/8
A
werde
B
wirde
C
werd
D
wird

Slide 15 - Quiz

Zullen jullie lief zijn?
... ihr lieb sein?
2/8
A
Wirdet
B
Werd
C
Werdet
D
Werdt

Slide 16 - Quiz

Jij wordt later dierenarts.
Du ... später Tierarzt.
3/8
A
werdest
B
wirst
C
wirdst
D
wirdest

Slide 17 - Quiz

Thomas gaat ons helpen.
Thomas ... uns helfen.
4/8
A
werdet
B
wirst
C
werdest
D
wird

Slide 18 - Quiz

Samenvatting
uitzondering:  werden

werden:                                          
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
werde
wirst
wird

werden
werdet
werden
werden heeft 2 betekenissen:
  1. worden
  2. zullen/van plan zijn/gaan ...

Vertalen van gaan:
  • werden = van plan zijn, zullen
  • gehen = ergens naartoe
uitleg

Slide 19 - Diapositive

Heute
voorbereiding voor les 5:
maken: opdr. 10 & 11 van §5.2
maken: opdr. 1 t/m 7 van §5.3
leren: woordjes Lernbox 3

Verwerkingsopdrachten na les 5:
maken: opdr. 9 en 10 van § 5.3
leren: Lernbox 1 t/m 3

Let op: Kapitel 4 slaan we dus over

Slide 20 - Diapositive