Oefentoets Hoofdstuk 1, 2 Basis

Oefentoets Hoofdstuk 1
2 Basis
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Oefentoets Hoofdstuk 1
2 Basis

Slide 1 - Diapositive

Onderdeel 1
Lezen

Slide 2 - Diapositive

1. De deelonderwerpen van een tekst kun je vinden in het middenstuk
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

3. Wat is het deelonderwerp van alinea 2?
A
Inhoud serie
B
Land van Ooo
C
Ongebruikelijke vriendschap

Slide 4 - Quiz

2. Wat is het onderwerp van tekst 1?
A
Cartoon Network
B
Jongerenkrant 7Days
C
Prijzenpakket winnen
D
Tijd voor avontuur

Slide 5 - Quiz

4. Wat wil Finn heel graag?
A
Een gewone jongen zijn
B
Een held worden
C
Lachen en grappen maken

Slide 6 - Quiz

5. Noteer drie verschillende dingen die Finn en Jake in het land van Ooo doen

Slide 7 - Carte mentale

6. Wat is het deelonderwerp van alinea 4?
A
Beantwoorden
B
Prijzenpakket
C
Site van 7days

Slide 8 - Quiz

7. Wat moet je doen als je kans wilt maken op het Tijd voor Avontuur-prijzenpakket?
A
Het antwoord op de prijsvraag opsturen naar 7Days
B
Naar de site gaan en een prijsvraag beantwoorden
C
Naar de site van 7Days gaan en je naam achterlaten

Slide 9 - Quiz

8. Als je een prijs wilt winnen, moet je elke werkdag naar Tijd voor Avontuur kijken.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

9. Wat is het doel van de tekst?
A
Informatie geven
B
Iets laten doen
C
Iets leren of uitleggen
D
Mening geven

Slide 11 - Quiz

Onderdeel 2
Woordenschat

Slide 12 - Diapositive

10. Noteer de betekenis van het woord 'beslist'

Slide 13 - Question ouverte

11. Noteer de betekenis van het woord 'vastgesteld'

Slide 14 - Question ouverte

Bekeken, gezien
Gemerkt dat het zo is
Goed te gebruiken
Omdat je het zelf wilt
Van deze tijd, van nu
Beschouwd
Geschikt
Vrijwillig

Slide 15 - Question de remorquage

15. Wat is het tegenovergestelde van toenemen?

Slide 16 - Question ouverte

Onderdeel 3
Grammatica

Slide 17 - Diapositive

16. Je kunt het ..... vinden voor de vraag te stellen: wie of wat + persoonsvorm?

Slide 18 - Question ouverte

17. Wat is de pv in de zin: 'Waarom wil je niet met je vriendin naar de kermis?

Slide 19 - Question ouverte

17. Wat is het onderwerp in de zin: 'waarom wil jij niet met je vriendin naar de kermis?'

Slide 20 - Question ouverte

18. Wat is de pv in de zin 'tijdens de herfststorm vlogen de bomen door de lucht.'

Slide 21 - Question ouverte

18. Wat is het onderwerp in de zin 'tijdens de herfststorm vlogen de bomen door de lucht.'

Slide 22 - Question ouverte

19. Wat is de pv in de zin 'De vliegreizen naar Amerika zijn goedkoper geworden.'

Slide 23 - Question ouverte

19. Wat is het onderwerp in de zin 'De vliegreizen naar Amerika zijn goedkoper geworden.'

Slide 24 - Question ouverte

20. Past de pv bij het onderwerp in de zin:
'De kat van de buren zitten de hele dag in onze tuin'
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quiz

21. Past de pv bij het onderwerp in de zin:
'Van de zeven dwergen heeft iedereen een baard
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quiz

Onderdeel 4
Samengestelde zinnen

Slide 27 - Diapositive

22. Noteer het voegwoord in de zin: 'Omdat ik morgen mijn krantenwijk moet lopen, ga ik nu slapen.

Slide 28 - Question ouverte

23. Noteer het voegwoord in de zin: 'Meestal wordt het warm, wanneer de zwaluwen hoog vliegen.'

Slide 29 - Question ouverte

Onderdeel 5
Spelling

Slide 30 - Diapositive

24. Michelle ..... (durven) niet in de skilift naar boven.

Slide 31 - Question ouverte

25. Misschien .... (raden) je de volgende keer het goede antwoord.

Slide 32 - Question ouverte

26. .... (beantwoorden) je zus in de vakantie echt nooit haar e-mails?

Slide 33 - Question ouverte

27. Mijn broertje Pim .... (blazen) hele mooie luchtbellen van zeepsop

Slide 34 - Question ouverte

Maak een zin waarin je het woord 'schuur' als persoonsvorm gebruikt.

Slide 35 - Carte mentale

Onderdeel 6
Moeilijke woorden

Slide 36 - Diapositive

29. Kies het juist gespelde woord
A
prachtig
B
pragtig

Slide 37 - Quiz

30. Kies het juist gespelde woord.
A
vacantie
B
vakantie

Slide 38 - Quiz

Met wat voor gevoel ga je de toets maken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Sondage

Wat voor cijfer denk je dat je gaat halen?
110

Slide 40 - Sondage