Herhaling theorie verhaalanalyse

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Love to read!

Verhaalanalyse

H4: boektoets

• Schrijversbezoek Alma Mathijsen 
• Fragmenten 'Ik wil geen hond zijn'
• Je eigen gelezen boek 3
• Tijd - ruimte - perspectief - thematiek - personages - overig

Titel - kaft - schrijver - flaptekst

• Wat verwacht je van je boek op basis van titel, kaft en flaptekst?
• Zoek informatie op over de schrijver van je boek.
• Zorg ervoor dat je de titel kunt verklaren.

Wat is het motto van het boek?

1. Een kort stukje tekst uit het boek, op de eerste blz. van het boek, dat iets zegt over het thema.
2. Een kort stukje tekst uit een andere bron, op de eerste blz. van het boek, dat iets zegt over het thema.
3. Een andere tijdlaag binnen het verhaal.
4. Een kort stukje tekst uit een andere bron, op de eerste blz. van het boek, dat de reden aangeeft waarom de schrijver het boek heeft geschreven.

Wat is een genre?

Spanning opbouwen

Wat is een open plek in een verhaal?

1. Een situatie die vragen bij de lezer oproept.
2. Een situatie waarbij de plek heel belangrijk is.
3. Een situatie die zich op een open plek afspeelt.
4. Een situatie die geen spanning oproept.

   Personages

Wat is een round character?

1. Iemand met een paar karaktereigenschappen.
2. Het hoofdpersonage van het boek.
3. Iemand die een karakterontwikkeling doormaakt in het boek.
4. Een bijfiguur in het verhaal.

Personages

• Voor welk personage voel jij de meeste of minste sympathie?
• Waarmee worstelt de hoofdpersoon? Kun jij je iets voorstellen bij die worsteling?
• Welke eigenschappen van de hoofdpersoon zou je wel of juist niet willen hebben?
• Welke ontwikkeling maakt/maken de verschillende personages door?

Een flat character...

1. ... maakt een ontwikkeling door.
2. ... maakt geen ontwikkeling door.
3. ... heeft veel karaktereigenschappen.
4. ... is altijd een bijfiguur in het verhaal.

Wat is een speaking name?

Thema en motieven

Wat is een thema?

Wat is een leidmotief?

Thematiek en motieven

• Bepaal de thematiek van je boek.
• Welke motieven keren er telkens terug? Zijn dat verhaalmotieven of leidmotieven? 

Tijd

Kijkvragen

In welke tijd speelt dit verhaal zich af? 

Hoe zie je de verandering in tijd in deze film? 

Wat zou volgens jou de vertelde tijd zijn?

Wat is volgens jou de vertelde tijd?

Als de vertelde tijd langer is dan de verteltijd dan treedt er...

1. ...tijdversnelling op
2. ...tijdvertraging op

Wanneer een verhaal niet-chronologisch verteld wordt dan...

1. ...is er sprake van een flashback of flashforward
2. ...is er sprake van een terugverwijzing of vooruitwijzing

Tijd

• Weet of je verhaal chronologisch of niet-chronologisch verteld wordt.
• Wijs flashbacks/flashforwards aan.
• Ken de begrippen tijdversnelling en tijdvertraging. 
• In welke tijd speelt het verhaal zich af?

Perspectief

Welk perspectief is het meest betrouwbaar?

1. Alwetend perspectief
2. Personaal perspectief
3. Ik-perspectief

Opdracht

Lees steeds de fragmenten. Let op het perspectief. Na afloop van ieder fragment, krijg je de vraag in welk perspectief het fragment is geschreven.

Perspectief?

1. Ik-verteller
2. Hij/zij-verteller
3. Alwetende verteller
4. Meervoudig perspectief

Perspectief?

1. Ik-verteller
2. Hij/zij-verteller
3. Alwetende verteller
4. Meervoudig perspectief

Perspectief?

1. Ik-verteller
2. Hij/zij-verteller
3. Alwetende verteller
4. Meervoudig perspectief

Perspectief?

1. Ik-verteller
2. Hij/zij-verteller
3. Alwetende verteller
4. Meervoudig perspectief

Perspectief?

1. Ik-verteller
2. Hij/zij-verteller
3. Alwetende verteller
4. Meervoudig perspectief

Perspectief?

1. Ik-verteller
2. Hij/zij-verteller
3. Alwetende verteller
4. Meervoudig perspectief

Perspectief

• Denk je dat het gebruikte perspectief in jouw boek je een realistisch beeld van de situatie geeft? 
• Is de verteller in jouw boek betrouwbaar?

Ruimte

Op welke twee manieren kunnen ruimte en gebeurtenissen met elkaar in verhouding staan?

Ruimte

• Wat voor consequenties heeft het voor de hoofdpersoon van een verhaal als het verhaal zich afspeelt in een grote stad of op een eiland? 
• Hoe belangrijk is de ruimte voor het verhaal?