Ec. bekeken 4TL: 3.3

Hoofdstuk 3:
3.3 Geld voor de gemeente
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 3:
3.3 Geld voor de gemeente

Slide 1 - Diapositive

3.1/3.2: wat weten we nog?

Slide 2 - Carte mentale

3.3 rekenen met BTW (herhaling)
Verkoopprijs jas € 125 en btw is 21%.
Bereken de consumentenprijs

    BTW berekenen:
    € 125 : 100 x 21 = € 26,25
    Consumentenprijs berekenen
    € 125 + € 26,25 = € 151,25

Slide 3 - Diapositive

3.3 rekenen met BTW (herhaling)
Een frikandellenbroodje 
kost inclusief BTW € 1.25.

Wat kost het broodje exclusief BTW?

Slide 4 - Diapositive

3.3 Geld voor de gemeente
 leerdoelen
- Ik kan uitleggen hoe de gemeente aan inkomsten komt
- Ik kan berekenen wat inwoners aan gemeentelijke heffingen moeten betalen

Slide 5 - Diapositive

3.3 Geld voor de gemeente
Onroerendezaakbelasting (OZB)
Belasting die gemeenten opleggen aan 
eigenaren van huizen en andere gebouwen

Deze belasting wordt berekend op basis 
van de WOZ-waarde (wet waardering 
onroerende zaken)


Slide 6 - Diapositive

WOZ-waarde: € 256.000 OZB: 0,1045%
Hoe hoog is het bedrag van de aanslag? Rond het bedrag naar beneden af op hele euro’s.

Slide 7 - Question ouverte

3.3 Geld voor de gemeente
afvalstoffenheffing (reinigingsrecht): 
vast bedrag per huishouden 
voor verwerking en afvoer 
van huisvuil.

Slide 8 - Diapositive

p het aanslagbiljet van de onroerendezaakbelasting staat dat Roy’s woning € 295.000 waard is (zie bron). Het tarief van de onroerendezaakbelasting in Zaanstad is 0,1072% van de waarde van een woning.
Hoe hoog is het bedrag van de aanslag? (met berekening)

Slide 9 - Question ouverte

Stel, een jaar later is de waarde van Roy’s huis met € 10.000 gedaald. Het tarief van de onroerendezaakbelasting is niet veranderd.
Hoeveel lager wordt de aanslag van de onroerendezaakbelasting in dat jaar? (met berekening)

Slide 10 - Question ouverte

Noem drie dingen die je geleerd hebt

Slide 11 - Question ouverte