3.3 Geld voor de gemeente

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling vorige paragrafen (10 min)
  • behandelen paragraaf 3 (15 min) 
  • opdrachten bespreken (10 min)
  • zelfstandig werken (10 min)
  • Wat hebben we geleerd (5 min)
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling vorige paragrafen (10 min)
  • behandelen paragraaf 3 (15 min) 
  • opdrachten bespreken (10 min)
  • zelfstandig werken (10 min)
  • Wat hebben we geleerd (5 min)

Slide 1 - Diapositive

 BTW berekenen
Prijs exclusief = 100 %
BTW = 21 % of 9%                                     +
Prijs inclusief BTW = 121 % of 109%


Slide 2 - Diapositive

Een frikandellenbroodje kost inclusief BTW € 1,25.
Wat kost het broodje exclusief BTW? ( 9%)

Slide 3 - Question ouverte

Verkoopprijs van een jas is € 125 en de btw is 21%.
Bereken de consumentenprijs

Slide 4 - Question ouverte

Het berekenen van autokosten:
Benzinekosten: hangt of van het verbruik van de auto.
Dit wordt geschreven als 1:20.
Dit betekent: met 1 liter brandstof kan ik 20 kilometer rijden.


1. Hoeveel zijn mijn benzinekosten per jaar?
2. Hoeveel zijn mijn benzinekosten per kilometer?


Slide 5 - Diapositive

Stel mijn auto rijdt 1:25 en ik rijd 20.000 kilometer per jaar.
1 liter benzine kost € 1,55.
Hoeveel zijn mijn benzinekosten per jaar?

Slide 6 - Question ouverte

Stel mijn auto rijdt 1:25 en ik rijd 20.000 kilometer per jaar.
1 liter benzine kost € 1,55. De benzinekosten per jaar zijn €1.240.
Hoeveel zijn mijn benzinekosten per kilometer?

Slide 7 - Question ouverte

H3.3 Geld voor de gemeente

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Geld voor de gemeente
De gemeente doet allerlei nuttige dingen. Daar hebben ze geld voor nodig.

Een gemeente krijgt een deel van het geld/ budget van het Rijk ("Gemeentefonds"). 
Gemeentelijke belastingen en heffingen (denk aan: ozb, hondenbelasting, rioolheffing, afvalstoffenheffing, etc.)


Slide 10 - Diapositive

Hoe komt de gemeente aan geld?
  1. Het Rijk
  2. Gemeentelijke belastingen
  • Ozb (onroerendezaakbelasting) = percentage van WOZ-waarde van het huis
  • Toeristenbelasting
  • Parkeerbelasting
3. Gemeentelijke heffingen
  • Rioolheffing
  • Kaartje voor het zwembad
  • Kosten paspoort (=leges)
  • afvalstoffenheffing

Slide 11 - Diapositive

Noem de belasting waarmee de gemeente geld verdiend.
A
Rioolrechten
B
Inkomstenbelasting
C
OZB(onroerendezaakbelasting)
D
Ondernemingsbelasting

Slide 12 - Quiz

Van wie krijgt de gemeente geld?
A
Van de inwoners van de stad en van het rijk
B
Van de inwoners van Europa
C
Van de inwoners van het Nederland
D
Van de inwoners van de provincie

Slide 13 - Quiz

De gemeente krijgt op verschillende manieren geld, welke hoort er niet bij
A
Het rijk
B
gemeentelijke belastingen
C
verkeersboetes
D
Leges (vergoeding voor ID bijvoobeeld)

Slide 14 - Quiz

Huishoudboekje gemeente 
  • Inkomsten: onroerendezaakbelasting, afvalstoffenheffing, rioolrechten

Slide 15 - Diapositive

 Gemeentelijke belastingen
  • ozb -> onroerendezaakbelasting voor huiseigenaren
  • bijv. afvalstoffenheffing, rioolrechten voor iedereen
  • hondenbelasting als je een hond hebt.

Slide 16 - Diapositive

Afvalstoffenheffing
vast bedrag
een tarief per kilo ingeleverd afval

Slide 17 - Diapositive

Geld voor de gemeente
De tarieven verschillen per gemeente. Sommige gemeenten zijn duur andere goedkoper terwijl ze bijvoorbeeld naast elkaar liggen.


Slide 18 - Diapositive

Onroerendzaakbelasting
is belasting die gemeente opleggen aan eigenaren van huizen en andere gebouwen

Wordt berekend over.
  • WOZ-waarde van onroerende zaak ( getaxeerde waarde van een huis door de gemeente)
  • betaald door eigenaar van onroerende zaak

Slide 19 - Diapositive

Waarom hoef je geen ozb te betalen als je huurt?
A
dan woon je niet in een gemeente
B
dan betaal je geen belastingen
C
dat betaalt de eigenaar
D
dan krijgt de gemeente te veel geld

Slide 20 - Quiz

3.3 Geld voor de gemeente
Onroerendezaakbelasting (OZB)
Belasting die je betaald over het 
pand/grond wat je bezit aan de gemeente.

Deze belasting wordt berekend op basis 
van de WOZ-waarde (wet waardering 
onroerende zaken)


Slide 21 - Diapositive

3.3 Geld voor de gemeente
WOZ-waarde: € 256.000        OZB: 0,1045%

Hoe hoog is het bedrag van de aanslag? Rond het bedrag naar beneden af op hele euro’s.

  • Stap 1: Deel de WOZ-waarde door 100.
  • € 256.000 : 100 = € 2.560




Slide 22 - Diapositive

3.3 Geld voor de gemeente
  • Stap 2: Vermenigvuldig de uitkomst van stap 1 met het OZB-percentage.
  • € 2.560 × 0,1045 = € 267,52

  • Stap 3: Rond het bedrag naar beneden af op hele euro’s.
  • € 267,52 wordt afgerond € 267




Slide 23 - Diapositive

opdrachten maken

Slide 24 - Diapositive

Zelfstandig werken
  • Maken opdrachten hoofdstuk 3 paragraaf 3

  • Lees de theorie op bladzijde 93
  • Maak de opdrachten 1 t/m 10

Slide 25 - Diapositive