w4 Sylt 2.2

Sylt
Kapitel 2
Lektion 2
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Sylt
Kapitel 2
Lektion 2

Slide 1 - Diapositive

Lernziele
Am Ende der Stunde weiß ich was Ringreiten ist
Kenne ich Wörter aus Lektion 1 und 2

Slide 2 - Diapositive

bladzijde 56

Slide 3 - Diapositive

Hoeveel kilometer breed is het eiland Sylt?
A
38
B
99
C
13
D
2000

Slide 4 - Quiz

Wat gebeurt er bij het Ringreiten?
A
De ruiters rijden met hun paarden netjes in een kring.
B
De ruiters steken met een lans door een kleine ring.
C
De ruiters vechten tegen elkaar met een lans.

Slide 5 - Quiz

Sylt is een sporteiland. Geef voorbeelden uit de tekst wat je daar allemaal kunt doen.

Slide 6 - Carte mentale

der Leuchtturm

Slide 7 - Question ouverte

das Zimmer

Slide 8 - Question ouverte

das Meer

Slide 9 - Question ouverte

sleep de regel naar het lidwoord
der, die, das

Slide 10 - Diapositive

Wanneer gebruik je der,die,das?
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Meervoud
die
das
die
der

Slide 11 - Question de remorquage

DER
DIE
DAS
woorden op
-chen en -lein
de jaargetijden
de maanden
mannelijke personen, dieren en beroepen
vrouwelijke personen, dieren en beroepen
woorden op
-keit en -ung
meeste het-woorden
woorden op -schaft
meeste woorden op een -e
de dagdelen
de dagen
woorden op -heit
meervoud

Slide 12 - Question de remorquage

ordentlich
verrückt
lustig
langweilig
der Wald
einfach
netjes
grappig
gek
gezellig
bijna
makkelijk
saai
het bos
nooit
paardrijden

Slide 13 - Question de remorquage

kies steeds
der, die of das

Slide 14 - Diapositive

Hahn
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quiz

Freitag
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quiz

Kätzchen
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quiz

Freiheit
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quiz

Februar
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quiz

Welche Wörter habe ich gelernt?

Slide 20 - Carte mentale

Slide 21 - Diapositive

Ik snap wanneer ik der, die of das moet gebruiken
Ja!
best wel oké eigentlich schon
een beetjeein bisschen
neenein
totaal nietüberhaupt nicht

Slide 22 - Sondage