Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Par 1.3: Heb je geld nodig om te ruilen?
Even terugblikken op de vorige les
Een vakantie is een voorbeeld van een .... uitgave
Als ik loon ontvang van mijn baas, ontvang ik .... uit .....
Een uitkering is een vorm van .......inkomen.
Rente op mijn spaargeld is een vorm van ..... uit ......
Ik maak een ..... om te kunnen kijken of mijn inkomsten voldoende zijn om mijn uitgaven te kunnen betalen.
1 / 31
suivant
Slide 1:
Diapositive
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
31 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
2 vidéos
.
La durée de la leçon est:
45 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Even terugblikken op de vorige les
Een vakantie is een voorbeeld van een .... uitgave
Als ik loon ontvang van mijn baas, ontvang ik .... uit .....
Een uitkering is een vorm van .......inkomen.
Rente op mijn spaargeld is een vorm van ..... uit ......
Ik maak een ..... om te kunnen kijken of mijn inkomsten voldoende zijn om mijn uitgaven te kunnen betalen.
Slide 1 - Diapositive
Planning van vandaag
Huiswerk bespreken
Uitleg 1.3 deel 1
Huiswerk
Slide 2 - Diapositive
Huiswerk bespreken
28, 29
Slide 3 - Diapositive
1.3 Heb je geld nodig om te ruilen?
Slide 4 - Diapositive
Hoe is geld ontstaan?
Slide 5 - Diapositive
Functies van geld
Ruilmiddel
Rekenmiddel
Spaarmiddel
Slide 6 - Diapositive
Waarom wordt geld door iedereen geaccepteerd?
Technische vereisten
Draagbaar
Deelbaar
Houdbaar
Moeilijk te reproduceren (na te maken)
Daarnaast moet er
fiducie
(vertrouwen) zijn in het ruilmiddel.
Slide 7 - Diapositive
Giraal of chartaal?
Slide 8 - Diapositive
Chartaal geld
Contant geld: munten en bankbiljetten.
C
ontant=
C
ash=
C
hartaal
Slide 9 - Diapositive
Intrinsieke en extrinsieke waarde
Intrinsieke waarde
De waarde van het materiaal. --> Papier
Extrinsieke waarde
De gebruikswaarde --> De waarde van het geld (€50)
Slide 10 - Diapositive
Huiswerk:
Leren: § 1.3 t/m blz 20
Maken: 31, 33, 36, 38, 39
Kennen: leerdoelen 1 t/m 3
Slide 11 - Diapositive
Even terugblikken op de vorige les
Een maandbedrag bereken je door het weekbedrag ... .... ?
Een budgetlijn heeft altijd dezelfde formule, namelijk ....
... = ....... + ........?
Een functie van geld is een ruilmiddel, noem er nog twee bij.
Fiducie is .........
Contant geld noemen we ook wel .... geld, electronisch geld noemen we ook wel ..... geld.
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Vidéo
Planning van vandaag
Huiswerk bespreken
Uitleg 1.3 deel 2
Huiswerk
Slide 14 - Diapositive
Huiswerk bespreken
38, 39
Slide 15 - Diapositive
1.3 Heb je geld nodig om te ruilen?
Slide 16 - Diapositive
KOOPKRACHT & INFLATIE
Slide 17 - Diapositive
Koopkracht
De hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met je geld.
Je koopkracht hangt af van:
je inkomsten;
de prijzen.
Slide 18 - Diapositive
Inflatie
Inflatie betekent een algemene prijsstijging van goederen en diensten.
Door inflatie wordt de koopkracht kleiner, als je inkomen niet net zoveel stijgt als de inflatie.
Het tegenovergestelde van inflatie noemen we DEFLATIE.
Slide 19 - Diapositive
0
Slide 20 - Vidéo
Inflatie Nederland
Slide 21 - Diapositive
Inflatiepercentage berekenen:
Procentuele stijging (of daling) van prijzen berekenen:
(nieuw bedrag - oud bedrag)
--------------------------------- x 100%
oud bedrag
Stel: Vorig jaar kostte een koekenpan €35,-, nu kost hij €38,-. Hoeveel is deze koekenpan in prijs gestegen?
Slide 22 - Diapositive
Indexcijfers
Berekeningen indexcijfers:
Indexcijfer berekenen?
(getal van gevraagde jaar : getal van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.
Slide 23 - Diapositive
Indexcijfer berekenen
Bereken het indexcijfer van het nieuwe jaar.
Slide 24 - Diapositive
Wat is het indexcijfer van 2016?
A
98,9
B
101,1
C
98
D
101
Slide 25 - Quiz
Wat is het indexcijfer van 2013?
A
94
B
95
C
96
D
97
Slide 26 - Quiz
Nominaal en Reëel inkomen
Nominaal
Het inkomen dat je in euro's verdient
Reëel
Als je rekening houdt met de gevolgen van inflatie voor je inkomen
Slide 27 - Diapositive
RIC = NIC / PIC x 100
NIC = Nominale index cijfer (verandering van bijv. inkomen)
PIC = Prijs index cijfer (verandering van de prijzen)
RIC = Reëel index cijfer (verandering van je koopkracht)
Slide 28 - Diapositive
Verandering reëel inkomen
€ 2000,- salaris per maand, inkomen is met 3% gestegen het jaar erop, inflatie het jaar erop is 2%.
Wat is de NIC?
Wat is de PIC?
Wat is de RIC?
Slide 29 - Diapositive
Verandering reëel inkomen
€ 2000,- salaris per maand, inkomen is met 3% gestegen het jaar erop, inflatie het jaar erop is 2%.
NIC = 103
PIC = 102
RIC = (103 : 102) x 100 = 100,98
Reële inkomen = 100,98 - 100 = 0,98 %
Slide 30 - Diapositive
Huiswerk:
Leren: § 1.3
Maken: 40 t/m 46
Kennen: leerdoelen!!!
Slide 31 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Les 3 + 4 + 5 indexcijfers, inflatie en koopkracht intro
Décembre 2022
- Leçon avec
38 diapositives
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
1.4 Het boodschappenmandje van het CBS
Août 2018
- Leçon avec
42 diapositives
par
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
1.3 over indexcijfers, inflatie en koopkracht
Août 2023
- Leçon avec
31 diapositives
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
3V: 1.3 Heb je geld nodig om te ruilen (3 lessen)
Septembre 2023
- Leçon avec
39 diapositives
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
4H Economie par.1.4 en 1.5
Septembre 2020
- Leçon avec
17 diapositives
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Les 1.3
Septembre 2018
- Leçon avec
35 diapositives
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Les 3 + 4 + 5 indexcijfers, inflatie en koopkracht intro
Mars 2021
- Leçon avec
43 diapositives
Economie
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
3V Economie par. 2.5
Juin 2021
- Leçon avec
15 diapositives
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3