Dit is mijn huis

Dit is mijn huis 
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2PraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Dit is mijn huis 

Slide 1 - Diapositive

Waar woon je?
timer
0:30

Slide 2 - Question ouverte

In wat voor huis woon je?
timer
0:20
rijtjeshuis
een appartement
studio
hoekwoning

Slide 3 - Sondage

Met wie woon je? 
stelt de vraag aan 

Slide 4 - Diapositive

Hoeveel kamers heeft jou huis?

timer
0:30

Slide 5 - Question ouverte

Wat vind je fijn in je huis? 
stelt de vraag aan 

Slide 6 - Diapositive

Wat vind je niet zo fijn in je huis?
timer
0:30

Slide 7 - Question ouverte

Heb je een fijne straat? 
stelt de vraag aan 

Slide 8 - Diapositive

Wil je in een ander huis wonen?
timer
0:30

Slide 9 - Question ouverte

Praat je met de buren? Wat zeg je? 
stelt de vraag aan 

Slide 10 - Diapositive

Hoe kunnen je buren jou helpen?
timer
1:00

Slide 11 - Question ouverte

Waar zit je het liefst in je huis? 
stelt de vraag aan 

Slide 12 - Diapositive

Welke meubels heb je?
timer
1:00

Slide 13 - Question ouverte

Wat kun je goed? Kun je iemand helpen? 
stelt de vraag aan

Slide 14 - Diapositive

Waar koop je meubels?
timer
1:00

Slide 15 - Question ouverte

Welke kleur vind je mooi en welke niet? 
stelt de vraag aan

Slide 16 - Diapositive

Ik....

A
slaap
B
heeft
C
bent
D
kijkt

Slide 17 - Quiz

Je....

A
woon
B
ben
C
koopt
D
vinden

Slide 18 - Quiz

We....

A
werkt
B
gaat
C
woon
D
werken

Slide 19 - Quiz

Hij/Ze....

A
is
B
kijk
C
bent
D
hebt

Slide 20 - Quiz

Sleep alle werkwoorden naar 'werkwoorden'
Alles wat geen werkwoord is sleep je naar 'geen werkwoord'.
Werkwoord
Geen werkwoord
huis
goede
verhuizen
heb
zijn
hond
tafel
bloempje
tas
rood
tent
bijzonder
denken
lopen
huilen
moeten
wil
geeft

Slide 21 - Question de remorquage

Werkwoord zijn
bent
zijn
ben
zijn
is
ik
je
hij/ze
we
jullie
ze/jullie

Slide 22 - Question de remorquage

Werkwoord hebben
hebben
hebt
hebben
heeft
heb
ik
jij
hij/ze
we
jullie
ze/jullie

Slide 23 - Question de remorquage

Wat is goed?
A
Je bent geslapen
B
Hij kijkt voetbal
C
Jullie eten willen
D
We komt kijken

Slide 24 - Quiz

Wat is goed?
A
We helpt willen
B
Hij wil helpen
C
Hij willen helpt
D
Hij willen helpen

Slide 25 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Lisa en Sem in een flat wonen
B
Wonen in een flat Lisa en Sem
C
In een flat Lisa en Sem wonen
D
Lisa en Sem wonen in een flat

Slide 26 - Quiz

Ik
Je/U
Hij/Ze
We/Jullie/Ze
slaap 
hebt
is
woon
hebben
bent
zijn
heeft
werk
koopt
gaat
wonen
kies
woont
werkt
werken
kijk
kijkt
betaalt
vinden
deel
helpt
komt
willen

Slide 27 - Question de remorquage

Ik vond deze les....
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Sondage