Test 2

woordvolgorde na een voegwoord 1
Begrijp jij er iets van?
??
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2MBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

woordvolgorde na een voegwoord 1
Begrijp jij er iets van?
??

Slide 1 - Diapositive

                       Doel

  • Ik kan zinnen maken met EN, MAAR, WANT, OF in de zin.


Slide 2 - Diapositive

voegwoorden
want - en - maar - of


Je voegt twee zinnen samen met deze voegwoorden.
Er komt een komma (,) na het eerste deel.
De volgorde van het tweede deel van de zin is
1-2-3 (onderwerp - werkwoord - rest)

Slide 3 - Diapositive

Samengestelde zin
 
De man   gaat   naar school,  want        hij       leert   Nederlands.    
De man   gaat   naar school     en           hij        gaat   naar de stad.  
De man     wil    geen pizza     maar      (hij          wil)    een broodje.
De man     wil    pizza                   of           (hij         wil)     pasta.


1
onderwerp    werkwoord          rest                     voegwoord   onderwerp  werkwoord       rest
3
2
1
2
3
V

Slide 4 - Diapositive

Ik ga naar bed, want.......

Slide 5 - Question ouverte

Ik ga naar bed en........

Slide 6 - Question ouverte

Klokkijken 
met 5 en 10 minuten

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Hoe laat is het hier?
A
half 6
B
5 over half 7
C
half 7
D
5 over half 6

Slide 9 - Quiz

Hoe laat is het hier?
A
5 voor 5
B
5 voor half 8
C
10 over half 5
D
5 voor half 8

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Vidéo

Eenvoudige zin:  introductie
Begrijp jij er iets van?
??

Slide 12 - Diapositive

Doel
  • Ik kan zinsdelen van tijd, plaats en
     manier benoemen
  • Ik weet de volgorde van een eenvoudige zin
   

Slide 13 - Diapositive

We gaan oefenen met zinsvolgorde:
de gewone zin en inversie.
Vind jij dat moeilijk?
Ja, heel moeilijk.
Een beetje moeilijk.
Nee hoor, het is makkelijk.

Slide 14 - Sondage

Weet jij wat onderwerp is?
Ja
Nee

Slide 15 - Sondage

Weet jij wat een werkwoord is?
Ja
Nee

Slide 16 - Sondage

Geef een voorbeeld van tijd.
tijd

Slide 17 - Carte mentale

Geef een voorbeeld van plaats.
plaats

Slide 18 - Carte mentale

Plaats een plaatje van een huis.

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Slide 22 - Carte