2H Grammar Topic 4 Jack The Ripper

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Topic 4 Grammar:
  • Past Simple Passive
  • Indirect Speech

Slide 2 - Diapositive

Passive & Active sentences
Welke zin is "active" en welke zin is "passive"?

  1. Donald ate the cookies.
  2. The cookies were eaten.

Slide 3 - Diapositive

Actief en passief
Active (bedrijvend, doet de actie):
Het onderwerp doet iets - John  wrote a letter.

Passive (lijdend, ondergaat de actie):
Het onderwerp doet niets - A letter was written by John.

Slide 4 - Diapositive

Make this sentence passive:
The teacher explained the grammar.

Slide 5 - Diapositive

The answer:
The grammar was explained by the teacher.

Slide 6 - Diapositive

Usage (gebruik)
  • Om de nadruk te leggen op wat er gebeurt, niet op wie wat doet.
  • Als het onbekend is wie de actie doet.

Vb 1: The test was graded by the teacher. (niet belangrijk welke docent.)
Vb 2: The test was graded. (rara door wie?)
'by'

Slide 7 - Diapositive

Hoe maak je de passive?
Vorm van to be (was/were) + voltooid deelwoord.
Past simple: Jack built a house.
Passive past simple: A house was built by Jack
Now you try!
Past simple: Jack sold houses.
Passive past simple: 

Slide 8 - Diapositive

Indirect speech
  • Verleden tijd - je herhaalt iets wat al gezegd is.
  • Soms moet je het persoonlijk voornaamwoord aanpassen.

Bijvoorbeeld: We all really want a cat at home.
(Indirect speech): They said they all really wanted a cat at home.

Slide 9 - Diapositive

Probeer deze zinnen aan te passen:
I work in a bank.

I am working today. 

I was at the doctor all morning.


Slide 10 - Diapositive

Answers:
He said he worked in a bank.

She said she was working today.

He said he was at the doctor all morning.

I -> Kan beide he of she zijn als je geen context hebt.

Slide 11 - Diapositive

Asking questions
Who, what, where, when, how, why 
Vb: Who stole the biscuits?
Vb: Where were you last night?

Gesloten vragen Do/does/did:
 Vb: Do you want to go to the park?
Did you like that movie?

Slide 12 - Diapositive

Modals
Voor als je iets niet helemaal zeker weet
Na een modal  het hele werkwoord
Voorbeelden van modals:
can, could, might, may, 

Je kunt ook modal + have + voltooid deelwoord hebben
Vb: You could have done that already.

Slide 13 - Diapositive

Modal ontkenningen
Can wordt can't
could wordt couldn't

Máár
may wordt NIET may'nt altijd voluit schrijven. May not
Might wordt ook NIET might'nt altijd voluit!  Might not
He may not be coming. 

Slide 14 - Diapositive

Work on the exercises in Blink!

Slide 15 - Diapositive