5.3 Infectieziekten

Startopdracht
  1. Vaste plekken
  2. Mobiel in je tas of in de telefoontas
  3. Boek, schrift en pen op tafel
Startopdracht

  • Vaste plekken
  • Mobiel in je kluis
  • Jas aan de kapstok
  • Pen +boek  op tafel
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

Startopdracht
  1. Vaste plekken
  2. Mobiel in je tas of in de telefoontas
  3. Boek, schrift en pen op tafel
Startopdracht

  • Vaste plekken
  • Mobiel in je kluis
  • Jas aan de kapstok
  • Pen +boek  op tafel

Slide 1 - Diapositive

wat gaan we vandaag doen? 
-Uitleg paragraaf 5.3 deel 1 (15min)
-Aan de slag (20min)
-Afsluiten (5min)

Slide 2 - Diapositive

5.3 Infectieziekten

Slide 3 - Diapositive

Planning
  • Herhaling
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Zelfstandig werken
  • Volgende keer

Slide 4 - Diapositive

Wat is acne?
A
acne is hetzelfde als talg
B
acne is hetzelfde als jeugdpuistjes
C
acne is hetzelfde als zweet
D
acne is hetzelfde als bacteriën

Slide 5 - Quiz

Waar zitten nuttige bacteriën?
A
in de darmen
B
op de huid
C
op de huid en in de maag
D
in de darmen en op de huid

Slide 6 - Quiz

Welke huidlaag wordt aangetast door een voetschimmel?
A
onderhuids bindweefsel
B
lederhuid
C
kiemlaag
D
hoornlaag

Slide 7 - Quiz

Je kunt afkoelen door te zweten. Op welke andere manier zorgt de huid voor afkoeling?
A
de haartjes gaan rechtop staan
B
de bloedvaatjes worden smaller
C
de bloedvaatjes worden wijder
D
de talgkliertjes maken meer talg

Slide 8 - Quiz

Hoe wordt huidkanker veroorzaakt?
A
uv-straling beschadigt de cellen in de kiemlaag
B
hier word je mee geboren
C
de warmte van de zon beschadigt de cellen
D
uv-straling beschadigt cellen in de hoornlaag

Slide 9 - Quiz

Waardoor ontstaan puistjes?
A
door het eten van veel chocolade
B
doordat je je niet goed wast
C
vanwege de hormoon-huishouding
D
door veel vet te eten

Slide 10 - Quiz

Wratten worden veroorzaakt door een...
A
virus
B
schimmel
C
bacterie

Slide 11 - Quiz

Welke stof zorgt ervoor dat de huid soepel blijft?
A
pigment
B
talg
C
vitamine D
D
zweet

Slide 12 - Quiz

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven hoe je een infectieziekten krijgt en opnoemen welke soorten ziekteverwekkers er zijn.
  • Je kunt beschrijven hoe een infectieziekte verloopt.
  • Je kunt uitleggen hoe infectieziekten genezen door je afweer en hoe antibiotica en pijnstillers kunnen helpen.
  • Je kunt uitleggen wat het effect van koorts is bij de afweer.
  • Je kunt uitleggen wat inenten betekent en hoe het werkt.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Waar denk je aan bij deze afbeelding?

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Bacteriën maken je ziek door
A
Het stuk maken van de celwand
B
Het verteren van teveel eten
C
Uitscheiden van giftige stoffen
D
Uitscheiden van teveel goede stoffen

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Hoe word je ziek van een virus?
A
hij maakt gifstoffen
B
hij doodt je cellen

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Vidéo

Slide 23 - Diapositive

Zet de afbeeldingen van het verloop van een infectieziekte in de goede volgorde.

Slide 24 - Question de remorquage

Hoe heet de fase bij een infectieziekte waarbij je je nog niet ziek voelt maar wel al ziekteverwekkers in je lichaam hebt?
A
Diagnose
B
Besmetting
C
Genezing
D
Incubatietijd

Slide 25 - Quiz

Wat is een infectie?
A
Kan ontstaan door organismen die je met het blote oog kunt zien
B
Het is een ontsteking
C
Kan ontstaan door bacteriën
D
Het is het binnendringen van ziekteverwekkende micro-organismen in je lichaam

Slide 26 - Quiz

Hoe heet de fase bij een infectieziekte waarbij je je nog niet ziek voelt maar wel al ziekteverwekkers in je lichaam hebt?
A
Diagnose
B
Besmetting
C
Genezing
D
Incubatietijd

Slide 27 - Quiz

Aan de slag
Maken: opdr. 1t/m 10 (blz.109-113)
Lezen: blz. 114 t/m 119

Slide 28 - Diapositive

Startopdracht
  1. Vaste plekken
  2. Mobiel in je tas of in de telefoontas
  3. Boek, schrift en pen op tafel
Startopdracht

  • Vaste plekken
  • Mobiel in je kluis
  • Jas aan de kapstok
  • Pen +boek  op tafel

Slide 29 - Diapositive

wat gaan we vandaag doen? 
-Uitleg paragraaf 5.3 deel 2 (15min)
-Aan de slag (20min)
-Afsluiten (5min)

Slide 30 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven hoe je een infectieziekten krijgt en opnoemen welke soorten ziekteverwekkers er zijn.
  • Je kunt beschrijven hoe een infectieziekte verloopt.
  • Je kunt uitleggen hoe infectieziekten genezen door je afweer en hoe antibiotica en pijnstillers kunnen helpen.
  • Je kunt uitleggen wat het effect van koorts is bij de afweer.
  • Je kunt uitleggen wat inenten betekent en hoe het werkt.

Slide 31 - Diapositive

Bacteriën maken je ziek door
A
Het stuk maken van de celwand
B
Het verteren van teveel eten
C
Uitscheiden van giftige stoffen
D
Uitscheiden van teveel goede stoffen

Slide 32 - Quiz

Hoe word je ziek van een virus?
A
hij maakt gifstoffen
B
hij doodt je cellen

Slide 33 - Quiz

Hoe heet de fase bij een infectieziekte waarbij je je nog niet ziek voelt maar wel al ziekteverwekkers in je lichaam hebt?
A
Diagnose
B
Besmetting
C
Genezing
D
Incubatietijd

Slide 34 - Quiz

Wat is een infectie?
A
Kan ontstaan door organismen die je met het blote oog kunt zien
B
Het is een ontsteking
C
Kan ontstaan door bacteriën
D
Het is het binnendringen van ziekteverwekkende micro-organismen in je lichaam

Slide 35 - Quiz

Hoe heet de fase bij een infectieziekte waarbij je je nog niet ziek voelt maar wel al ziekteverwekkers in je lichaam hebt?
A
Diagnose
B
Besmetting
C
Genezing
D
Incubatietijd

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Lien

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Vidéo

Infectieziekten zijn ziekten waarmee je anderen kunt besmetten.
A
waar
B
niet waar

Slide 41 - Quiz

Ziekteverwekkers veroorzaken...
A
Infectie
B
Genezing
C
Hoofdpijn
D
Diagnose

Slide 42 - Quiz

Slide 43 - Diapositive

Zet de plaatjes onder de goede tekst.
De ziekteverwekker dringt het lichaam binnen.
Bepaalde witte bloedcellen produceren antistoffen.
De antistoffen hechten zich aan de lichaamsvreemde stof op het oppervlak van de ziekteverwekker.
De ziekteverwekker is met antistoffen bedekt en daardoor onschadelijk gemaakt.

Slide 44 - Question de remorquage

Slide 45 - Vidéo

Witte bloedcellen kunnen bacteriën insluiten.

A
ja
B
nee

Slide 46 - Quiz

Slide 47 - Diapositive

Wat betekent het als je immuun bent voor een ziekte?

Slide 48 - Question ouverte

Waarvoor is inenten nodig?

Slide 49 - Diapositive

Wat is vaccineren
A
Een prikje zodat het virus doodgaat
B
Een prikje zodat je het virus niet kunt krijgen
C
Een prikje met nepvirus, zodat je niet ziek kunt worden
D
een prikje met nagemaakt virus zodat je witte bloedcellen het echte virus kunnen herkennen

Slide 50 - Quiz

Slide 51 - Diapositive

Kun je antibiotica nemen tegen het griepvirus? Leg je antwoord uit.

Slide 52 - Question ouverte

Aan de slag
Maken: opdr. 11t/m 26 (blz.113-121)
Lezen: blz. 123 t/m 128

Slide 53 - Diapositive

Slide 54 - Diapositive